Het verhaal van Abrahams gastvrijheid is ook een centraal thema in de christelijke kunst. Een bekend voorbeeld is de icoon van Andrej Roebljov. Roebljov zag in Abrahams ontmoeting met de drie engelen die te gast zijn bij Abraham en Sara, de triniteit, de drie-ene God die zelf één en al gastvrijheid is, die steeds ruimte schept voor wie bij hem te gast wil zijn. Zoals in Abraham vele volken gezegend zijn (Gen 12:3), zo is de God van Abraham een gastvrije God voor alle mensen, niemand uitgezonderd. Met deze icoon, verbeeldt Roebljov de warme uitnodiging om vooral deel uit te maken van de liefdevolle en ruimhartige gemeenschap tussen de Vader, de Zoon en de Geest. Die gemeenschap ervaren we nog het sterkst in de Maaltijd van de Heer, waar de gastvrijheid van de Heer, die zichzelf delen laat, de bron is om brood en wijn met elkaar te delen.
De opdracht om gastvrij te zijn, horen we ook terug in de vroegchristelijke brieven. In de Hebreeënbrief lezen we bijvoorbeeld: “houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen onder u engelen ontvangen” (Hebr 13:2). Ook Paulus beschouwt de gastvrijheid als een belangrijke christelijke waarde, en maant in zijn befaamde Romeinenbrief aan om steeds gastvrij te zijn (Rom 12:13).
Een mooi voorbeeld van een doorleefde christelijke spiritualiteit, waarbij gastvrijheid werd verheven tot kernwaarde van christen-zijn, is de spiritualiteit van de Benedictijnen. Benedictus van Nursia zag gastvrijheid als een kans om God te ontmoeten. Door letterlijk ruimte te scheppen voor de naaste, en in het bijzonder voor de vreemdeling, ontstaat er ruimte om de ultieme Ander te ontmoeten. Want in het 53e hoofdstuk van de regel van Benedictus, lezen we dat een gastvrije kerk, een kerk is waar gasten als Christus zelf worden ontvangen (RB 53: 1-2, 6-7a).[1]
Alle gasten en bezoekers die aankomen moeten worden ontvangen als Christus zelf. Eens zal hij zeggen: ‘Ik kwam als gast en gij hebt mij ontvangen (Matt 10:40, 25:35). Aan ieder wordt de eer bewezen die men verschuldigd is, maar heel in het bijzonder aan geloofsgenoten (Gal 6:10) en vreemdelingen (Matt 25:35). […] Laat de wijze van begroeten van grote nederigheid getuigen. In elke gast wordt Christus immers ontvangen en geëerd.
Het is veelzeggend dat het Griekse woord voor gastvrijheid, philoxenia, letterlijk ‘liefde tot de vreemdeling’ betekent. Het ultieme beeld van gastvrijheid, van liefde voor de andersheid van de ander, de vreemdeling, is daarom Jezus zelf, die zich met de vreemdeling vereenzelvigt wanneer hij zegt: “Ik was vreemdeling, en gij hebt mij gehuisvest” (Matt 25:35).
[1] De regel van Sint Benedictus in de taal van onze tijd. Brugge, Sint-Andries Abdij. 1990: 100.
Jannica de Prenter
Foto: Roebljov’s Icoon van de Drievuldigheid, 1410, Tretjakov Galerij Moskou.