Leven en werken in een oude stadswijk vraagt om een bepaalde houding. Tenminste als je graag met mensen optrekt én er zelf iets aan wilt hebben.
Die houding is gebaseerd op “presentie”, misschien wel te vertalen in “nabije solidariteit” of “solidaire nabijheid”.
Door met mensen in gesprek te gaan en/of samen dingen te doen, leer je de noden en de problemen van mensen kennen vanuit hun levensgeschiedenis, soms over generaties heen. Je ziet hoe diep de kloof tussen de verschillende leefwerelden is.
Langzamerhand leer je de leefwereld van de armgemaakte, armgeraakte mens kennen. Met horten en stoten. Met schrik en met afschuw. Met machteloosheid en met wanhoop. Met geduld en met liefde. Met vreugde en geluk. Je wilt de ander leren kennen! Het gelaat van de ander zien. De ander in de ogen kijken. Zien wat er is achter de rimpels in haar gezicht. Verstaan hoe zijn leven eruit ziet. Je wilt dat. Omdat je gelooft dat het zin heeft. Waarom?
Om de ander? Om jou? Om de samenleving….
Citaat uit een cursus over presentie (Marijke):
Presentie: Het gaat niet over jou, noch over mij. Het gaat over hetgeen er tussen jou en mij kan ontstaan en de manier waarop dit kan verlopen. Fantastisch toch. Moesten we dit nu toch maar met z’n allen begrijpen.
Het lijden van de mens is inderdaad een fundamenteel gebrek aan erkenning. Ik voel zo goed wat er bedoeld wordt met “met je totale wezen in relatie treden”. Ik beleef het steeds intenser. Keerzijde van de medaille is dat ik me steeds onbegrepener voel. Mijn enthousiasme is geen streven, het is een gevolg van een intens, mooi gevoel van verbondenheid. Ik heb dit gevoel het vaakst bij mensen die in een of andere vorm van armoede leven. Steeds wil ik blijven streven naar een liefdevolle maatschappij.
Martin Buber, Joodse godsdienstfilosoof.
Martin Buber werd op 8 februari 1878 in Wenen geboren en werd een bekend godsdienstfilosoof. Hij stierf in 1963. In 1923 kwam zijn meest bekende filosofische werk “Ich und du” (Ik en gij) uit. Dit werk, een filosofie van de dialoog, behandelt de verhouding tussen de mens en G’d en tussen de mens en zijn medemens.
Volgens Buber kan een mens slechts ‘ik’ zeggen dankzij het ‘jij’. Het gaat om de relatie. Pas in de relatie ga ik bestaan… In de werkelijke ontmoeting wordt het ‘ik’ van de mens namelijk veranderd door het ‘gij’ van de ander. Alleen dat voorkomt dat de ander als object wordt gezien dat men naar believen al of niet gebruikt ten eigen behoeve.
Alle menselijke verhoudingen zijn gegrond in de verhouding van de mens tot God, die als alle waarlijk persoonlijke verhoudingen ook een ‘IK-GIJ’ verhouding is.
Daarover schrijft hij: ‘Dat je God nodig hebt, meer dan al het andere, dat weet je diep in je hart altijd en je hebt het altijd geweten; maar ook dat God jou nodig heeft, in de volheid van zijn eeuwigheid jou? Je hebt God nodig om te zijn en God heeft jou nodig – voor wat de zin van jouw leven is. Dat de wereld er is, dat de mens er is, dat wij er zijn, jij en ik, dat heeft een goddelijke zin.’
Het gaat hem om het helen van de breuk tussen mens en mens, tussen materie en geest, tussen het profane en het heilige, tussen God en de wereld. Het eren van God houdt in dat de mens met zijn hele bestaan gericht is op de bevrijding van de wereld.
In de bijbel speelt het woord “chèsèd” een belangrijke rol. Je zou dit Hebreeuwse woord kunnen vertalen met verbondenheid, trouw, solidariteit.
Bij ons woord “solidariteit” gaat het er niet in de eerste plaats om, dat je mekaar lief vindt, of sympathiek … dan is het niet eens zo moeilijk om elkaar lief te hebben, dan houd je het wel uit met mekaar… hoe lastig het soms ook is. Neen, in deze liefde gaat het juist ook om diegenen, die je niet direct sympathiek vindt, om hen die niet lief voor jou zijn… hier gaat om een keuze om elkaar in verbondenheid vrij te laten – om elkaar niet te onderdrukken, niet te verarmen, niet te kwetsen, hier gaat het erom elkaar recht te doen… als mens… omdat mensen voor God – Israëls God – allen even “lievenswaard” zijn.
Het Hebreeuwse woord chèsèd (gr. agapè) is een woord dat zin krijgt in een relatie. In de eerste plaats tussen G’d en mens: een mens antwoordt op de liefde van God. God is niets zonder een antwoordend mens, een mens is niets zonder een solidaire God. In de Bijbel is het zo, dat de relatie tussen God en mens pas betekenis krijgt als die zijn weerslag krijgt op de relatie tussen mens en mens. Hier – met de voeten in de aarde – moet solidariteit gevierd, geleefd worden, anders leeft het niet. Ik ga pas bestaan omdat er een jij is, een tegenover. En deze tegenover maakt mij tot ik en ook tot jij. Ik en G/gij. Een relatie. Daarover gaat het dus.
En in die oude stadswijk ben ik één van die mensen geworden, die het best tot jij worden als ze proberen te kruipen in de leefwereld van een ander, een kwetsbare jij. Niet om macht te krijgen over die ander en zijn leefwereld, maar om zelf jij te worden. Ik en gij! Gij en ik.
ds Ina Koeman
september 2017
Foto: Judith Scheepers