Geschiedenis van de Nationale Protestantse Werkgroep

 

Werkgroep Jodendom ____

Verenigde Protestantse Kerk in België, coördinatie bezinning en dialoog

 

“… Wanneer  gij dan  uw  gave  brengt  naar  het altaar  en u daar  herinnert, dat  uw  broeder  iets  tegen u heeft ,  laat  uw  gave  daar , voor  het altaar , en  ga eerst heen , verzoen  u met uw  broeder en  kom  en offer  daarna uw gave …”

             ( uit de Bergrede in Mattheüs 5 : 23-24 )

 

In het verleden is er in de christelijke wereld wel heel wat scheef gelopen en is aanleiding geweest om eigen mensen te laten meeslepen in een dramatische houding tegenover het Joodse volk. Een zeer fundamentele reflectie in de vorige eeuw over wat de eigenheid uitmaakt van het protestants bezig zijn, heeft niet kunnen verhinderen dat men pas post-factum, als het probleem zich al had voorgedaan, is gaan reageren.

Natuurlijk was het positief toen men reageerde bij berichten van gruwelijke pogroms in Oost-Europa en dat ging onderbouwen met een vernieuwde belangstelling voor bepaalde teksten uit de bijbel. Natuurlijk was het lofwaardig dat men als kerk – ook in Vlaanderen – reageerde tegenover de hardhandige razzia’s in eigen land tijdens de tweede wereldoorlog en dat deed in verklaringen over het misbruik van geweld en over de eigenschappen van een deugdelijk bestuur.

Pas daarna echter is de reflectie op gang gekomen hoe de verhouding tussen christelijke kerken en het Joodse volk in de loop van de geschiedenis is scheef gegroeid.

De uitdaging vandaag is om bij een hernieuwde belangstelling voor de bronnen eenmaal en andermaal komaf te maken met de spoken uit het verleden.

De uitdaging vandaag is om een nieuwe poging te wagen om de lessen van de geschiedenis en om de verworvenheden in het theologisch bedrijf te laten doordringen tot op het niveau van de enkeling, zodat de ruggengraat van de doorsnee gelovige steviger wordt en zodat door de medemensen de juiste daden gesteld worden.

Jezus staat in bovenvermelde tekst duidelijk een handelwijze voor, iets dat verder gaat dan het opstellen van een aantal verklaringen. Verklaringen kunnen wel de weg bakenen, de weg uitstippelen, ons oproepen om wakker te zijn, maar uiteindelijk zal er meer moeten zijn dan een hand uitsteken en hopen, verwachten dat men nu van de andere kant over de brug zal komen. Misschien heeft het ook iets te maken met het leren van een grondhouding, een bepaalde manier van bezig zijn, werken aan zichzelf, een vergroten van eigen verantwoordelijkheid.

Een afschuwelijke schok moet het gegeven hebben in katholieke kringen en daarbuiten toen Jules Isaac (Frans geschiedkundige 1877-1963) in 1962 zijn boek liet verschijnen

‘L’enseignement du mépris’ ( ‘De katechese der verguizing’, uitgave Gottmer Nijmegen 1964), waarbij aangetoond werd dat het in de onderwijzing van de kerk reeds in de 4de eeuw totaal fout ging. Het zou getuigen van slechte wil als men aan protestantse kant nu zou zeggen dat heel dit verleden ons niet aangaat. 0nvermijdelijk, en zeker op dit domein, draagt men de misgroeiingen met zich mee.

 

De bezinning in eigen midden resulteert in 1967 in het oprichten van een Belgische Raad voor de Betrekkingen tussen Jodendom en Christendom, Commissie van de toenmalige Federatie van Protestantse Kerken van België. Hier moet zeker de drijvende kracht genoemd worden van dr. W. H.  Zuidema, tot 1975 predikant van één van de Brusselse kerken die later opgingen in de Verenigde Protestantse Kerk in België ( =  VPKB ). In een kleine tweetalige brochure voor de kerkleden ( “Kerk en Israël” ) uit 1967 geeft men aan :

“… noch in de Schriften, noch in de apostolische geschriften is er een breuk tussen oud en nieuw. ‘Nieuw’ betekent  ‘vervulling’, ‘voltooiing’, ‘ontwikkeling’, ‘verwezenlijking’ van wat reeds is. Nieuw is het wanneer dat éne Godsvolk, de kerk tezamen met Israël, ofwel Israël tezamen met de Kerk zich op weg begeeft om de beloften van Gods woord in Thora, profeten en geschriften, én in de apostolische geschriften ten aanzien van Israël en de volkeren te verwezenlijken. Daarom moet het de christenen tot droefheid stemmen dat er zoveel vijandschap bestaan heeft tussen christenen en joden, tussen de Kerk en Israël …”

De voorzitter was toen ds. Th. C.E. da Costa. Reeds voor die datum was in protestantse middens de gedachte van zending onder joden verlaten. De  verklaring werd uitgegeven om naar de gemeenten, leden van de kerkenraden, leerkrachten, Bijbelstudiegroepen materiaal aan te reiken over de verhouding van de kerk en het Joodse volk. Niet genoeg kan gerefereerd worden naar deze pionierstijd waarin ds. Zuidema in de kerken, die later de VPKB zouden worden, maar evenzeer in de vrije onafhankelijke kerken, en in katholieke parochies informatie kon geven over het jodendom. Op verschillende niveau’s heeft hij gewerkt: werkgroepen in Brussel (Groep Eén) en Antwerpen (Antwerpse Contactgroep voor Joods-Christelijke Betrekkingen), cursussen Levend Jodendom (die later zouden uitgroeien tot zijn bekendste boek: “Gods Partner”, uitg. Ten Have, Baarn), studiesessies rond stukken van de talmoed. De studie op wetenschappelijk niveau zou uitgroeien in 1971 tot het Institutum Iudaicum, dat vandaag nog altijd colloquia inricht m.m.v. de universiteiten.

 

Als in Nederland kanjers van meer dan 600 bladzijden (zie bvb. het boek van Hans Jansen : Christelijke Theologie na Auschwitz, deel 1 met de theologische en kerkelijke wortels van het antisemitisme, Boekencentrum Den Haag 1981) in de vitrines van boekwinkels stapels hoog lagen opgestapeld naast de stripverhalen (!), dan druppelde alles veel trager door bij ons. Hier moest men het vooral hebben van de persoonlijke contacten en de intens werkende studiegroepen.

Daarom is het gestage werk in de werkgroep zeker zo belangrijk. Niettegenstaande elke zondag uit de bijbel wordt gepreekt en het Joodse volk dus constant ter sprake komt, besliste de Federatie van Protestantse Kerken reeds in 1971 dat in het liturgisch jaar in de VPKB-kerken één zondag extra de verbondenheid tussen de kerk en het Joodse volk belicht wordt. Voor deze Israëlzondag (eerst in de veertig-dagen tijd, daarna in de VPKB in de buurt van de Joodse grote feesten van de herfst en nu in mei rond Yom haSjoa, de dag van de herinnering van de Sjoa) wordt elk jaar een preekschets of bezinningsmateriaal ter beschikking gesteld. Bedoeling blijft om aanzetten te geven om te putten uit het vele materiaal dat ondertussen ter beschikking staat, en te laten uitkomen dat men over het Joodse volk niet in de verleden tijd moet blijven spreken. Een dergelijke verwijdering heeft in de geschiedenis een desinteresse met zich meegebracht. Vermits de uiteindelijke beslissing over het gebruik van dit materiaal uiteindelijk bij de predikanten ligt, is het dikwijls raden naar het profijt en is niet altijd zichtbaar voor de gemeenteleden dat de werkgroep daar heel wat werk aan heeft.

 

Ondertussen had de Werkgroep voor de Betrekkingen tussen Jodendom en Christendom als opdracht meegekregen :

  1. Het aanmoedigen en ontwikkelen van de betrekkingen tussen de Verenigde Protestantse Kerk in België en het Jodendom, zowel op het persoonlijke vlak, als op dat van de plaatselijke gemeenten en instellingen;
  2. Het bevorderen van de kennis van het Jodendom en de bestudering van de joodse oorsprong van het christendom;
  3. Het bijdragen tot zowel individuele – , als gemeenschappelijke informatie;
  4. Het verlenen van haar medewerking aan het functioneren van centra van samenwerking tussen joden, katholieken en protestanten, zoals het Institutum Iudaicum en de Joods-Christelijke Documentatiedienst. (synodevergadering 1979)

 

In de praktijk betekent dit dat leden van de kerk vanuit Vlaanderen en Wallonië regelmatig samenkomen, samen met gecoöpteerde leden en met een vertegenwoordiger van de gelijknamige katholieke commissie (in deze laatste commissie zit dan weer een vertegenwoordiger van de protestantse).

 

Het spreekt vanzelf dat vooraleer dossiers naar het Info-bulletin van de VPKB vertrekken een uitvoerige discussie gehouden wordt. Als het besef al was gegroeid – zowel aan protestantse kant als aan katholieke kant – dat het christendom uit het vroege jodendom is voortgekomen, kon het ook voor onszelf wel eens nuttig zijn om te zien hoe vandaag joden accenten plaatsen.

Het bestuderen van bijbelse gegevens zoals bvb. het Jubeljaar, of de voortdurende opdracht om niettegenstaande alles in de ander een mens te zien geeft modellen die vandaag kunnen gebruikt worden om de wereld te herstellen en mee te werken aan de Schepping.

De Wereldraad van Kerken heeft reeds in 1948 het antisemitisme een zonde tegen God en de mensen genoemd.  Daarenboven was het na bovenvermeld boek van Jules Isaac “De Catechese der Verguizing” heel duidelijk, dat de kerken zich in hun onderwijs gedefinieerd hebben ten koste van een ander en dat een vernieuwde relatie met het jodendom ook automatisch een scherper beeld op zichzelf meebrengt.

Constant wordt gezocht naar middelen om de taak opgelegd door de Synode, uit te werken en resultaten door te geven naar de brede basis. Genoemd kunnen worden de radio- en TV- programma’s zoals in  1971, toen in samenwerking met de Protestantse Radio en Televisie de TV-uitzending opgezet “Tegenover of Samen” met medewerking van dr. A.J. Pieters, synode-voorzitter, dr. C.A. Rijk, directeur van het Vaticaans Bureau voor Joods-Christelijke Betrekkingen, dr. L. Dequeker, theoloog van de KULeuven, opperrabbijn R. Dreyfus, dhr. W. Katz, secretaris-generaal van de Centrale van Antwerpen, pater Passelecq, secretaris van de rooms-katholieke commissie voor de Betrekkingen tussen christenen en joden, en ds. G.F.Willems, secretaris van de commissie, of in 1983 toen twee uitzendingen gewijd werden

aan “Jezus als Jood “, éénmaal via de protestantse zendtijd en éénmaal via de katholieke, of in 1994 over  “Joden en Christenen, ontmoeting en opdracht”.

Bij deze laatste gelegenheid werden ook voor het eerst de  “17 Stellingen over het Verband tussen de Christelijke Kerk en het Jodendom” verspreid. Opgesteld door de commissie onder het toenmalig voorzitterschap van ds. dr. G.F. Willems als een aanzet voor diepere reflectie, werden deze besproken met christelijke en joodse organismen, later van commentaar voorzien

en via de media ruim ter beschikking gesteld.  In 1998 werd een oproep gedaan voor een inventaris van pogingen vanuit de evangelische en protestantse kerken om Joodse medemensen tijdens de tweede wereldoorlog te redden of te helpen.

We hebben in de loop van de jaren mooie dingen zien gebeuren : materiaal en initiatieven uit het buitenland werden, los van de werking van onze commissie, in de kerk bekend gemaakt, de toon in de preken is veranderd. Vanuit de kerken is een erkenning gegroeid dat men in onze werkgroep met wezenlijke dingen bezig is.

 

En toch. Op het protestants-evangelische erf gebeurt allerlei. Nieuwe groepen, ook nieuwe  onafhankelijke gemeenten dienen zich aan. Ook gemeenteleden doen aan “shopping” en verhuizen soms niet alleen van woonplaats, maar ook van godsdienstige beleving. Ook binnen de kerken en gemeenten vangt men vluchtelingen op. Dat betekent dat men veel meer zaken moet gaan uitleggen, die vroeger heel gewoon waren. Blijvende aandacht  is vereist. Dingen uit het verleden van de kerk zijn niet noodzakelijkerwijze evengoed gekend. Kerkgeschiedenis is niet meer even duidelijk onderwezen aan catechisanten. Leren uit het verleden is geen vanzelfsprekendheid. Je moet uitleggen, maar je hebt dikwijls geen taal meer om daarover te spreken, noch met medegelovigen ( met een andere achtergrond ) noch met anders-gelovigen. Men zal elke keer weer opnieuw moeten zeggen waar men vandaan komt (anders verstaat de ander u niet) en zeggen waar men naar toe wil (ook in de kerk).

 

Het is in het kerkelijke bedrijf niet zo dat een jaarlijks overzicht van baten en verliezen wordt opgemaakt, en dat een winst zomaar kan overgedragen worden naar een volgend boekjaar. Een blijvende waakzaamheid is vereist. Begrippen als uitverkiezing, erfgenamen van de belofte, blijvend verbond, volk Gods, rest, structuur en opzet van tenach, enz. , zullen elke keer weer opnieuw moeten verduidelijkt en uitgelegd worden.[1] De zo bekende woorden komen  uit een heel andere omgeving, en hebben een hele weg afgelegd naar ons toe. Een oorspronkelijk krachtige stem kan worden tot een adagium dat men enkel nog mee neuriet.

 

Eén zaak is echter duidelijk : datgene wat zich buiten ons afspeelt, in literatuur, cultuur, politiek, wordt ook binnen de kerk zichtbaar: slechts in de mate waar men de essentiële vragen durft te stellen, slechts in de mate waar men terug naar de bronnen durft te gaan,  en voor de kerk betekent dat dus de tekst en de grondtekst van de bijbel, – en wij zijn niet de enigen om daarmee te werken – hebben wij kans om vooruit te gaan  op de weg die de Eeuwige van ons vraagt. Er is nog een opdracht.

D. Rouges

 

 

 

 

 

 

[1] Een hulp daarbij zijn boeken als van J.J.Petuchowski / C.Thoma: Lexicon der jüdisch-christlichen Begegnung, nummer 4581 in de reeks Spektrum, uitgave Herder, Freiburg 1997, van E. Kessler en N. Wenborn (ed.): A Dictionary of Jewish-Christian Relations, Cambridge Univ. Press 2005,  waarin de resultaten doorgegeven worden van termen die in de loop van de voorbije jaren  scherp gesteld zijn in een onderlinge samenwerking.

Belangrijke teksten ook op de site van de ICCJ (International Council of Christians and Jews) : www.jcrelations.net

arrow