Rond de tafel. Maaltijd vieren in liturgische contexten.

Onderzoeksplatform NOSTER (Nederlandse Onderzoeksschool voor Theologie en Religiewetenschap) heeft een bundel gepubliceerd met verschillende onderzoeken naar maaltijd en avondmaal in onze 21e-eeuwse context. De bundel bevat bijdragen vanuit verschillende theologische disciplines door onderzoekers, die uit de breedte van de oecumene komen. Het is een veelbelovend boek dat uitnodigt om te lezen. Het bestaat uit drie hoofddelen waarin de essays gegroepeerd zijn.

In het eerste deel wordt ingegaan op de functie van maaltijden in de bredere maatschappij en het verband met het avondmaal als maaltijd. Het eerste hoofdstuk geeft een interessante analyse van onze Westerse eetcultuur. Eten is heel belangrijk in onze maatschappij, dat blijkt alleen al uit de vele hypes en trends rondom voedsel, maar ook de aanwezigheid van vele programma’s op televisie die gaan over eten. Dat alles wordt ook religieus geduid aan de hand van de radicale theologie van Richard Kearney.

De Westerse foodculture is een vorm van sacramentele realiteit.

In het volgende hoofdstuk volgt een vergelijking tussen een avondmaalsviering en een clubmaaltijd. De duiding van de verschillen en overeenkomsten zou meer uitgewerkt mogen worden. Het derde hoofdstuk is een interessante analyse van 1 Korinthe 11 aan de hand van het denken van de filosofe Judith Butler.

Maaltijden zeggen alles over de maatschappelijke realiteit en dat geldt evenzeer voor het avondmaal.

Het tweede deel besteedt aandacht aan empirisch onderzoek naar liturgische maaltijden. Het eerste hoofdstuk presenteert een nieuw empirisch meetinstrument waarmee het verband tussen de ervaring van verbondenheid en de opvattingen over het avondmaal onderzocht kunnen worden. Dit is een goede opzet om verder verdiepend onderzoek naar avondmaal te doen. Het volgende hoofdstuk gaat over het verband tussen de vorming van de jeugd en de beleving van het avondmaal in een protestanse kerk uit de gereformeerde traditie. Evenals bij de kerken die in het hoofdstuk daarna voor het voetlicht komen[1] ligt de nadruk in de avondmaalsviering op de Christusgedachtenis. Eveneens blijkt dat er een tegenstelling is tussen geestelijke en lichamelijke beleving. En dat is opvallend. Dit boek wil graag insteken bij de lichamelijke beleving van het avondmaal met het concept embodiment (zie onder). Hier lijkt echter de beleving vooral iets geestelijks te zijn. Wellicht hangt het samen met het ‘sursum corda’ uit het klassiek gereformeerde avondmaalsformulier:

“(…) laten we niet bij het uiterlijke teken van brood en wijn blijven staan, maar onze harten opheffen naar de hemel, waar Jezus Christus is (…).”

Dit thema wordt in de hoofdstukken te weinig uitgewerkt. In het laatste hoofdstuk van het tweede deel wordt een ‘geestelijke’ beleving nog sterker benadrukt met een pleidooi vanuit Rooms-Katholieke hoek voor een geconcentreerde houding van de gelovige, tegenover de ‘nonchalante’ houding van vieren die de auteur in veel eucharistievieringen heden ten dage meemaakt.

In het derde deel gaat het over het gemeenschapsvormende karakter van maaltijden. Wat zeggen maaltijden over de gemeenschap? En hoe moet er omgegaan worden met inclusiviteit en exclusiviteit? Een verrassend hoofdstuk is een Rooms-Katholieke bijdrage over de positie van de altaartafel en de verhouding van Christus, priester en gemeente die daaruit spreekt. Daarna volgt er een interessant hoofdstuk over maaltijden in het evangelie van Lukas en de maatschappelijke consequenties daarvan. Maaltijden die Jezus viert -in anticipatie van de eschatologische maaltijd- zetten de maatschappelijke orde op zijn kop. Die lijn wordt verder uitgewerkt in een  bijdrage uit Zuid-Afrika:

hoe avondmaalspraktijken zowel kunnen scheiden als verbinden.

Dat roept ook de vraag op naar kinderen en avondmaal, met een casestudy uit Rijsbergen. Over hoe een oecumenische praktijk leidde tot een hernieuwde inzet en beleving van het avondmaal. Het laatste hoofdstuk gaat over de (on)mogelijkheid van eucharistische gastvrijheid in de Rooms-Katholieke kerk.

Het boek vertrekt vanuit het concept van embodiment, dat zijn achtergrond heeft in postmodern denken. Het concept embodiment probeert de modernistische tegenstelling tussen geest en lichaam te overwinnen. De benadering gaat uit van het menselijke lichaam als basale structuur van de menselijke existentie. Ook de menselijke geest is immers onlosmakelijk verbonden met het lichaam.

Embodiment gaat over de (letterlijke) belichaming van het heilige/sacramentele in de werkelijkheid.

De mens interpreteert het ritueel met zijn lichaam, door deel te nemen. Dit perspectief draagt daarom bij aan onderzoek naar de betekenis van lichamelijke deelname aan rituelen.  Het is dan ook een zinvolle benadering, juist wanneer het gaat over de realiteit van het lichaam van Christus in de viering van het avondmaal. Dat betekent ook dat het sacramentele niet alleen binnen de kerkmuren is, maar ook daar buiten. Het eerste hoofdstuk is een goed voorbeeld van die inzet. In wat volgt komt dat wat minder uit de verf. Daarnaast valt op dat de tegenstelling van lichaam versus geest nog steeds een belangrijke  rol speelt in de viering  van het avondmaal.

Het boek biedt  in elk geval een vernieuwende invalshoek op het avondmaal. Veel is er reeds over geschreven vanuit exegetische en systematisch-theologische perspectieven. In dit boek wordt avondmaal niet alleen benaderd vanuit ‘officiële’ avondmaalstheologie, maar er is ruimte voor hoe theologie vanuit de lichamelijkheid van het ritueel vorm krijgt. Het boek biedt een brede benadering met verschillende prikkelende invalshoeken. Het biedt dan ook een aanzet tot meer en breder onderzoek.  Het maakt nieuwsgierig naar wat de onderzoeksgroep in de toekomst zal publiceren.

Maar de opzet van het boek roept ook kritische vragen op. De structuur van losse essays laat vooral de breedte van het onderzoek zien, maar aan het einde overheerst het gevoel dat verschillende thema’s verder uitgediept zouden moeten worden. De verschillende perspectieven blijven soms wat op zichzelf staan zonder met elkaar in gesprek te gaan. Daarnaast beloven de cover en achterflap van het boek  een theologische  duiding van maaltijden in onze samenleving. Maar wie met die verwachting gaat lezen, wordt misschien enigzins teleurgesteld.

Een andere vraag die het boek oproept is in hoeverre de empirie een bron is voor de theologie. Empirisch onderzoek laat slechts zien wat er gedaan, gedacht en beleefd wordt. Wanneer die verschillende opvattingen, gedachten en gevoelens niet verder met elkaar in gesprek komen, blijft het toch bij lokale opvattingen in een bepaalde context. Wat in het boek ontbreekt is een systematisch-theologische benadering naast de liturgiewetenschappelijke, exegetische en empirische benaderingen. Daardoor worden de kritische vragen te weinig uitgewerkt, terwijl in potentie veel kritische vragen te stellen zijn over huidige avondmaalspraktijken.

Al met al is het boek zeker een aanrader om te lezen. Het zijn interessante hoofdstukken, die een aanzet bieden tot onderzoek en gesprek over maaltijd en avondmaal in onze samenleving.

 

Barry Kriekaard

Mirella Klomp, Peter-Ben Smit, Iris Speckmann (red)., Rond de tafel. Maaltijd vieren in liturgische contexten, Heeswijk: Berne Media, 2018, € 24,90
ISBN 9789089722942

 

[1]    Christelijk Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt, Nederlands Gereformeerde Kerken

arrow