Zijn er in het paradijs nog schoonmakers nodig?

Er is mij wel eens gevraagd waarom ik geen poetshulp in huis haal. Lang heb ik geaarzeld. Uiteindelijk heb ik gekozen om het niet te doen. Het zelf kuisen verbindt mij immers met het gezin waaruit ik kom, met mijn moeder die haar leven gekuist heeft, ook al was ze liever kapster geworden. Eerst maakte ze schoon in het gezin waar ze groot werd, later bij anderen en tenslotte in haar eigen gezin. Zie het als mijn poging om mijn vader en moeder te eren. Het kuisen en op zaterdagochtend doet me stil staan bij waar ik vandaan kom.

Niet altijd even enthousiast doe ik deze taak. Om eerlijk te zijn, ik hou niet van schoonmaken. Misschien ook omdat het werk eindeloos is een altijd onaf. Niet te min doet het me stilstaan bij de vele vrouwen en mannen die dit dag in dag uit doen voor anderen, mensen die het leven faciliteren.

Een zinnetje van Maarten Luther galmt vaak door mijn hoofd als ik de wc borstel in mijn hand neem: ‘Door luiers te verversen ben ik een betere theoloog geworden.’

 

Ik weet niet of ik een betere theoloog geworden ben, door zelf mijn wc pot schoon te maken, wel stel ik mij de vraag wat het schoonmaken van een wc-pot bij kan dragen aan de theologie en wat kan de theologie bijdragen aan de positie van schoonmakers, voor de vele onzichtbare beroepen en mensen in onze maatschappij.  Als ik surfend op zoek ga of hier al iets rond geschreven is, stoot ik op het proefschrift van Jorcho van Vlijmen: “Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. Een publiektheologische analyse van de onzichtbare schoonmaker.”[1]
In zijn proefschrift dat hij naar aanleiding van drie schoonmaakstakingen in Nederland schreef, legt hij – vanuit zijn theologische achtergrond – een link met het Bijbelse paradijsverhaal. “Schoonmakers werken voor een modern paradijs, maar zijn er zelf niet welkom.” Hij noemt een bizar voorbeeld uit een van zijn interviews. “Een schoonmaker die bij een apotheek werkte, vertelde hoe alle collega’s met Sinterklaas een letter mee naar huis kregen. Zij kreeg niks. Na het weekend lagen er nog een paar. ‘Gooi die maar weg’, zeiden ze tegen haar. Niemand dacht eraan om de schoonmaker ook mee te laten delen.”[2]

 

De schoonmakers in de Belgische ziekenhuizen vragen als sinds december 2020 de aandacht. Als enige hebben zij niet de aanmoedigingspremie van € 985 bruto gekregen. Zij voelen zich opnieuw onzichtbaar gemaakt. Terwijl ze werken om het rijk der vrijheid voor anderen mogelijk te maken, wordt hen duidelijk gemaakt dat ze er eigenlijk niet toe doen. Hun werk lijkt van geen waarde.

Het doet me denken aan de dienstknechten en herders in de Bijbel. Het zijn beroepsgroepen zonder sociale status.  Herders landloze mannen die in gehuurd werden, soms ook de jongste kinderen uit een gezin nog niet in staat voor zwaar werk.

Schoonmakers, delen vaak hetzelfde lot: onder hen studenten, nieuw binnengekomen migranten of vluchtelingen, vaak ook mensen zonder papieren of mensen zonder diploma.

Niet te min wordt het werk van herders en dienstknechten in de Bijbel van groot belang geacht. Hun werk en zorg zijn een voorbeeld voor koningen en priesters. Daar waar koningen en priesters zich aan hen spiegelen ernaar handelen, daar wordt al iets zichtbaar van het Rijk van God. Misschien moeten we het nu maar even zo formuleren: daar waar hoger en middenkader oog krijgt voor het werk en de zorg van schoonmakers en er naar handelt daar zal ook het rijk der vrijheid zijn. Het mag duidelijk zijn. Het geven van een bonus is daarbij noodzakelijk maar ook enkel nog maar een begin.

Ds. Eefje van der Linden

 

[1] https://repository.ubn.ru.nl/handle/2066/169216

[2] https://www.cnvvakmensen.nl/wie-we-zijn/nieuws/theoloog-promoveert-op-onzichtbare-schoonmakers

Beeld: unspash

arrow