Deze Latijnse volzin luidt in vertaling:
“Het leven wordt niemand in eigendom, maar allen ten gebruike gegeven”.
Deze tekst stamt uit het werk Over de natuur der dingen (boek 3/971) van de Latijnse dichter en filosoof Titus Lucretius Carus, die leefde in de eerste eeuw voor Christus.
Lucretius was een materialist en een atomist, maar dat mag de pret niet drukken.
Eeuwenlang is hij door christelijke schrijvers doodgezwegen en vergeten.
Pas in de vijftiende eeuw na Christus kwam zijn tekst weer boven water.
Lucretius wil de mens bevrijden van alle soorten van angst en bijgeloof.
Hij relativeert de plaats van de mens in de kosmos.
Het heeft eeuwen geduurd voordat Lucretius enige roem verkreeg.
In het tijdperk van de Verlichting werd hij ronduit populair.
De moderniteit heeft hem omhelsd.
Hij is het lezen waard.
De boven vermelde zin geeft stof ter overdenking.
Het leven wordt niemand in eigendom, maar allen ten gebruike gegeven
Het leven is een kostbaarheid die geen bezit is.
Het vruchtgebruik daarvan is ons gegeven.
Het is tijdelijk van aard.
Alle mensen zijn in dat opzicht gelijk.
We worden geboren en we zullen eens sterven.
In de tussentijd hebben we het leven in bruikleen.
We mogen dat leven doorgeven.
Velen doen dat in biologische zin.
Sommigen geven het door in geestelijke betekenis.
De bruikbaarheid van het ene leven mag verschillen van het andere.
Maar allen nemen er aan deel.
Dat besef relativeert veel bijgeloof en macht.
In die zin is Lucretius “christelijker” dan menigeen voor mogelijk houdt.
De religie heeft veelal tot onheil geleid (ook een spreuk van Lucretius).
Elke vorm van bijgeloof leidt tot rampspoed.
We mogen ons daar voor hoeden.
De spreuk kan ons daarbij tot richtsnoer dienen om het leven volop te beleven.
“Het leven wordt niemand in eigendom, maar allen ten gebruike gegeven”.
Met vriendelijke groet,
Jan van den Berg, emeritus predikant