Bij alle gedoe over de herdenking van de Reformatie is het goed ons te herinneren aan de bul van paus Leo X, uitgevaardigd op 3 januari 1521, waarin de excommunicatie over Maarten Luther werd uitgesproken. Deze bul begint met de in de aanhef genoemde drie eerste Latijnse woorden, ofwel: het behaagt de paus van Rome.
Na de nodige opwinding over het oecumenisch proces van de afgelopen halve eeuw past een zekere terughoudendheid.
Toegegeven, de oecumene heeft op plaatselijk vlak vaak tot vriendelijke relaties geleid. Pastoors en predikanten houden eens per jaar gezamenlijke diensten en drinken na afloop graag een glas. Het bevordert de onderlinge vrede en de verstandhouding. Ik noem dat ‘low-profile’ oecumene.
Maar naarmate men hoger in de hiërarchie komt, wordt alles wat voorzichtiger en het taalgebruik wolliger.
In de loop der jaren is de vraag opgekomen of het niet tijd wordt die beruchte bul in te trekken – de Duitse Lutheranen hebben dat af en toe geopperd. Het zou een teken aan de wand zijn en een opsteker van jewelste..
Maar – alweer bijna tien jaar geleden – heeft de toenmalige perschef van het Vaticaan, de Jezuïet Federico Lombardi, alle verwachtingen de bodem ingeslagen. Men denkt niet over een rehabilitatie, onder het motto: alleen levende personen kunnen worden gerehabiliteerd. Zo lusten we nog wel een glas.
Neen, de oecumene blijft een moeizaam gebeuren. Het wederzijdse wantrouwen is wel verminderd, maar helemaal tevreden zijn we niet. De kerken der Reformatie hebben ook onderling nog wel enige zure appeltjes te schillen. Om over de verhouding met de oosters-orthodoxe kerken maar te zwijgen.
Kortom, bijhet gedenken van de weldaden van de Reformatie is een zekere bescheidenheid op zijn plaats. Maar doen alsof er niks aan de hand is, geeft geen pas. De Reformatie en haar nazaten hebben recht op bestaan.
Ecclesia semper reformanda.
Met reformatorische groet,
Jan van den Berg, emeritus predikant