Overdenking: de zeven kruiswoorden van Jezus

In de verschillende evangeliën zijn zeven uitspraken van Jezus bewaard gebleven: zeven zinnen die Jezus uitspreekt op het kruis. Het zijn zeven aangrijpende en geladen uitroepen. Het zijn niet alleen de woorden van de lijdende mens, maar ook van Gods geliefde Zoon. Zeven is het getal van volheid en volmaaktheid. Zoals God in zeven dagen de wereld schept en haar tot voltooiing brengt, zo komt Jezus’ leven tot voltooiing op het kruis, waar hij deze zeven woorden uitspreekt. De kruiswoorden woorden ook wel beschouwd als de meest heilige woorden die Jezus gesproken heeft omdat hij ze uitspreekt op het kruis, in het aanschijn van de dood. Het zijn zeven woorden om bij te bezinnen. Wat zeggen ze ons vandaag? En hoe kunnen deze woorden ons vandaag bemoedigen en inspireren?

Het eerste kruiswoord: vergeef je naaste, laat los wat je pijn deed.

Het tweede kruiswoord: toon berouw en leg bij Jezus neer wat je verkeerd deed.

Het derde kruiswoord: blijf verbonden met elkaar en met de Vader.

Het vierde kruiswoord: blijf bidden en als je geen woorden vindt, bidt dan met de Psalmen.

Het vijfde kruiswoord: geef dorstigen te drinken en voedt de hongerigen. Zegt Jezus niet: “Ik had dorst en jullie gaven mij te drinken” (Matt 25:35).

Het zesde kruiswoord: blijf trouw aan God en doe zijn wil.

Het zevende kruiswoord: vertrouw je leven toe aan God.

 

Vader, vergeef hun

Het eerste kruiswoord van Jezus is gericht tot de Vader: “Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen” (Lc 23:34). Jezus bidt voor zijn beulen: voor de soldaten die hem geslagen, bespot en vernederd hebben, en onder zijn voeten aan het dobbelen zijn om zijn kleding. In hun daad klinkt Psalm 22 mee:

Zij hebben mijn handen en voeten doorboord.

Ik kan al mijn beenderen tellen.

Zij kijken vol leedvermaak toe,

verdelen mijn kleren onder elkaar

en werpen het lot om mijn mantel.

Psalm 22:17b-19

Jezus weet dat deze soldaten slechts pionnen zijn in een gruwelijk politiek machtsspel. Ondanks zijn vreselijke pijn, kan Jezus voorbij hun handelen kijken. Het laat zien hoe barmhartig Jezus is. Zelfs op het kruis blijft hij nog betrokken op de mensen om hem heen. Hij bidt voor hen die niet konden of wilden horen, voor mensen doof en blind en afgesloten. Dat past ook helemaal bij Jezus. Hij is niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar om zondaars tot bekering te bewegen (Lc 5:32). Het Griekse werkwoord aphiémi betekent naast ‘vergeven’ ook ‘loslaten’ of ‘wegzenden’. Vergeven is loslaten wat je gekwetst heeft, zodat er nieuwe ruimte ontstaat. Zo barmhartig is Jezus: dat hij op het kruis vergeven kan, en zijn daders ademruimte wil geven.

Schep nieuwe vrijheid in mij,

bevrijd mij van wie mij

zo diep kwetste.

Bevrijd mij van wie mij

bedreigde.

Geef mij ruimte om niet

in de ban te blijven

van wie mij zo ontwrichtte.

Bijna ging ik ten gronde.

Dat ik hem los kan laten,

nieuwe ruimte kan vieren.

Marinus van den Berg, Uit: Open Deur 81 (4): 5.

 

Vandaag zul je met mij in het paradijs zijn

Het tweede kruiswoord beweegt weg van de Vader en is gericht tot één van de misdadigers die met Jezus gekruisigd worden: “Ik verzeker je: nog vandaag zul met mij in het paradijs zijn” (Lc 23:43). Op Golgotha, de plaats buiten Jeruzalem die schedel-plaats genoemd wordt, wordt Jezus samen met twee misdadigers gekruisigd. Aan weerszijden van Gods rechtvaardige dienaar hangen twee zondaars aan het hout. Eén van de twee spot met Jezus, alsof Jezus nog niet genoeg hoon te verdragen heeft: “Jij bent toch de Messias? Red jezelf dan en ons erbij” (Lc 23:39). Hij noemt Jezus ‘de Christus’. Maar Jezus is geen triomferende koning, maar een Messias die één wordt met lijdende en vernederde mensen, die doorstoken en doorboord wordt vanwege de opstandigheid en de zonden van de wereld.

Maar hij was het die onze ziekten droeg,

die ons lijden op zich nam.

Wij echter zagen hem als verstoteling,

door God geslagen en vernederd.

Om onze zonden werd hij doorboord,

om onze wandaden gebroken.

Voor ons welzijn werd hij getuchtigd,

zijn striemen brachten ons genezing.

Jesaja 53:4-5

De andere misdadiger is vol besef van zijn eigen schuld: “Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden” (Lc 23:41). Tot deze mens, die nog tot goedheid in staat is en zijn schuld belijdt, richt Jezus zich. Jezus brengt het eerste kruis‒woord in praktijk: Jezus ziet de mens en niet zijn daden. Hij vergeeft hem en met een plechtig ‘voorwaar, ik zeg u’, zegt hij hem de bevrijding van alle schuld aan. Vooral het woordje ‘in’ is hier van wezenlijk belang: het duidt op de doorgang naar de Vader. Het staat al bijna te gebeuren. Vandaag nog zal deze mens met Jezus zijn intrede nemen in het paradijs. Wie schuld belijdt kan niet van Jezus gescheiden worden, zelfs niet door de dood.

Jezus, herinner mij

als u weerkeert

in uw koninkrijk.

Jezus, herinner mij,

als u weerkeert

in uw koninkrijk.

Taizé – Jacques Berthier, Naar Lc 23:42

 

Zie uw zoon, zie uw moeder

Het derde kruiswoord komen we tegen in het Johannesevangelie en is gericht tot de mensen die met Jezus meegingen, waar anderen hem verlieten, de mensen die niet wegkeken van zijn pijn. Onder het kruis staan de geliefde leerling, en drie vrouwen: Maria, de moeder van Jezus, haar zus, de vrouw van Klopas en Maria van Magdala. Al snel laat Johannes onze blik vallen op Maria en Jezus, nu Jezus’ laatste uur aangebroken is. Nog één keer kruisen hun blikken elkaar, nog één keer zien ze elkaar van aangezicht tot aangezicht. Nu worden de profetische woorden van Simeon werkelijkheid:

Hij zal een teken zijn dat betwist wordt,

en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden.

Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.

Lucas 2:34b-35.

Als een zwaard dat haar hart klieft, zo snijdend en scherp is de pijn in haar binnenste. Ik vraag me altijd af of Maria niet geroepen en geschreeuwd heeft, om haar zoon die zo genadeloos en bruut voor haar ogen de dood wordt ingejaagd. Of zwijgen ze, omdat alle woorden tekortschieten? Johannes schrijft er in ieder geval niets over. In dat uur wordt Maria voor altijd één met de vrouwen van vermoorde kinderen, al die zonen en dochters die geslachtofferd werden, onschuldig de dood ingejaagd. Maar zelfs in het uur van zijn dood, blijft Jezus gericht op zijn moeder. Tot Maria zegt hij: “Zie, uw zoon” en tot de geliefde leerling: “Zie, uw moeder” (Joh 19:26-27). Verbondenheid is een belangrijk thema in het Johannes-evangelie. Steeds heeft Jezus zijn leerlingen opgeroepen om door hem verbonden te blijven met elkaar en met de Vader. “Blijf in mij, dan blijf ik in jullie” (Joh 15:4). Ook in het uur van zijn dood verbindt Jezus mensen met elkaar. Maria en de geliefde leerling worden moeder en zoon. De verbondenheid in Jezus overstijgt bloedbanden. In hem blijven betekent zoon en dochter worden, zuster en broeder, in een dienende houding van zorg en betrokkenheid op elkaar.

Zij staat voor hem.

Een moeder voor haar kind.

Verzonken in elkaars zwijgen

en in de afgrond van de pijn.

Want ieder woord

werd reeds gesmoord.

Ze lezen enkel nog het

spreken van elkaars zielen.

Verwond in wat het liefste is,

geen leed kunnen verzachten,

het onrecht moeten aanzien.

Liefde alleen vermag het

om de bitterheid hiervan

te dragen.

Kris Gelaude, uit: Kruisweg van de liefde (2014): 26.

 

Mijn God, mijn God, waarom verlaat u mij?

De kruiswoorden worden vanaf nu steeds indringender en aangrijpender. Ze bewegen zich weg van de mensen om Jezus heen, en keren vanaf nu naar binnen toe. Marcus, Mattheüs en Lucas vertellen dat op het zesde uur – om twaalf uur ’s middags, wanneer de zon op haar hoogste punt is – de duisternis valt over het hele land. Drie uur lang blijft het donker. Op het negende uur, om drie uur ’s middags, schreeuwt Jezus en brandt die ene vraag op zijn lippen: Eli, Eli, lema sabachtani? “Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten” (Matt 27:46). Het is een citaat uit Psalm 22:2. Jezus woorden vatten de diepste schreeuw van mensen samen. Het is een schreeuw in de diepte, een schreeuw om hulp en om genade. Er is niemand die antwoordt, zelfs God niet. Daar op Golgotha, heeft de duisternis het laatste woord. Helemaal alleen, door God en mens verlaten, gaat Jezus de dood in. En zo wordt Jezus het gelaat van mensen die geïsoleerd en eenzaam sterven. En toch… wie doorleest in Psalm 22, merkt dat dit donkere lied vanaf vers 22 omslaat van toon. “U geeft mij antwoord”. Een bitter klaaglied wordt een loflied, in het geloof en het vertrouwen dat God de zwakke niet veracht, dat hij zijn blik niet afwendt en hoort naar zijn hulpgeroep (Ps 22:25). Jezus was een rabbi. Hij kende de Schriften. Wanneer alle woorden tekortschieten, bidt Jezus tot de Vader met Psalm 22, en legt hij zijn grootste angsten en diepste eenzaamheid in een laatste schreeuw neer bij de Vader.

Ik krijt des daags mijn God,

des nachts tot voor uw

aangezicht. Uw brandingen hebt Gij ontboden. Gij hebt mijn bekenden mij ontnomen, tot een afschuwelijk ding mij gemaakt,

mij tot vergetelheid gedoemd.

Naaste en vriend ver van mij verwijderd, die ik kende zijn

duister voor mij.

Gij die geschreven staat

‘Ik zal er zijn’.

Naar Psalm 88.

Uit: Huub Oosterhuis, Stilte zingen (2018): 529.

 

Ik heb dorst

Terug naar Johannes, waar we een al even indringend kruis‒woord tegenkomen: “Ik heb dorst” (Joh 19:28). Jezus hangt al uren aan het kruis. Er is nog maar één gedachte, één verlangen: het lessen van dorst. Tot de Samaritaanse vrouw had Jezus gezegd: “Wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen” (Joh 4:14). En nu zegt Jezus dat hij dorst heeft. Dorst is één van de ergste kwellingen. Erger dan honger en erger dan pijn. In de laatste fase drinken stervenden niet meer, maar we zullen tot op de allerlaatste zucht hun lippen bevochtigen, als een gebaar van zorg, als een daad van liefde. Tegelijk moet ik bij deze woorden van Jezus denken aan Psalm 42.

Zoals een hinde smacht naar stromend water

zo smacht mijn ziel naar u, o God.

Mij ziel dorst naar God, naar de levende God.

Psalm 42:2-3a

In die laatste ogenblikken, moet Jezus ook verlangd hebben naar God, zoals een dorstend hert dat schreeuwt om water… dorstend naar de Vader, nu zijn weg tot voltooiing komt. Eén van de soldaten luistert naar deze stervende mens. Hij doopt een hysopstengel met een spons in een vat met water en azijn en brengt deze naar Jezus’ mond. De hysopstengel is een subtiele verwijzing naar de Exodus, naar de nacht van het Pascha waarin bundeltjes met hysop gebruikt werden om de deurposten met het bloed van een lam te besprenkelen (Ex 12:22). Zo verschijnt Jezus hier als het paaslam dat de zonden van de wereld wegneemt (Joh 1:29). Jezus buigt zijn hoofd. Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid, als een ooi die stil is bij haar scheerders, sterft hij (Jes 53:7).

Peilloze diepten dreigen mij,

mijn handen tasten radeloos rond.

Ach, vergeefs, God, help!

Mijn ogen branden,

mijn keel is rauw, mijn mond

laat geen geluid meer vrij…

Scheurende krampen trekken

mij naar de grond…

Naar Psalm 69, uit: Open Deur 81 (4): 13.

 

Het is volbracht

Nu klinkt het zesde kruiswoord: “Het is volbracht” (Joh 19:30). Alles heeft hij doorstaan, hij is gehoorzaam geweest tot het einde toe, is niet bezweken. In zijn grootste angsten heeft hij gebeden tot de Vader: “Vader als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan. Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt” (Matt 26:39). En zo heeft hij ook zijn leerlingen leren bidden: “Uw koninkrijk kome, uw wil geschiede” (Matt 6:10). Jezus is gehoorzaam geweest tot in de dood.

Hij die de gestalte van God had,

hield zijn gelijkheid aan God niet vast,

maar deed er afstand van.

Hij nam de gestalte aan van een slaaf

en werd gelijk aan een mens.

En als mens verschenen,

heeft hij zich vernederd

en werd gehoorzaam tot in de dood,

de dood van het kruis.

Filippenzen 2:6-8

‘Het is volbracht’: nu komt alles tot haar voltooiing. Niet alleen zijn deze woorden de laatste zucht van een moegestreden mensenkind. Het zijn ook de laatste woorden van de Messias, de Mensenzoon. Op het kruis vindt niet alleen het sterven plaats, maar ook Jezus’ verheerlijking. De Mensenzoon wordt omhoog getild, gaat op naar de Vader. Dat alles volbracht is en hij heel de weg gegaan is, komt al tot uitdrukking in Joh 17, in het Hoogpriesterlijk gebed: “Vader, het uur is gekomen, verheerlijk uw Zoon […] Ik heb u verheerlijkt op aarde. Ik heb het werk volbracht dat u mij gegeven hebt om te doen” (Joh 17:1,4).

Alles zal zwichten en verwaaien

wat op het licht niet is geijkt.

Taal zal alleen verwoesting zaaien

en van ons doen geen daad beklijft.

Veelstemmig licht, om aan te horen

zolang ons hart nog slagen geeft.

Liefste der mensen, eerstgeboren,

Licht, laatste woord, van Hem die leeft.

Lied 601 – Nieuw Liedboek

 

Vader, in uw handen beveel ik mijn geest

Het laatste kruiswoord eindigt zoals de kruiswoorden begonnen zijn, en is weer gericht tot de Vader. We zijn weer terug bij Lucas. Een laatste schreeuw vult de hemel: “Vader, in uw handen leg ik mijn geest” (Lc 23:46). Jezus blaast zijn laatste adem uit. De levensadem door God gegeven aan het begin van het leven, keert weer naar God terug. In de woorden van Jezus klinkt overgave door, maar ook verzet. In het diepste donker, wanneer alle strijd gestreden is en alles volbracht is, legt hij zijn leven neer bij God. Totale overgave, geborgenheid… “in uw handen leg ik mijn geest”. Maar Jezus’ woorden getuigen ook van verzet. De woorden van Jezus komen uit Psalm 31:6, een lang en hartstochtelijk gebed om bevrijding uit de greep van vijanden. Met een luide schreeuw, roept Jezus deze woorden uit. Alsof hij wil zeggen: niet in jullie handen, maar in de handen van de Vader leg ik mij neer. Een laatste verzet tegen de handen die hem van het leven beroven. Zij hebben geen macht over hem. Zijn leven ligt in Gods hand.

Deze woorden uit Psalm 31 klinken nog steeds in het avondgebed in kloosters. Als besluit, zo vlak voor het slapen gaan, worden ze met overgave gezongen door zusters en monniken: “in uw handen leg ik mijn geest”. Daarna wordt het stil, tot de volgende morgen. Even verderop staat er in Psalm 31:

In uw handen liggen mijn lot en mijn leven.

Psalm 31:16

Het zijn woorden om je aan toe te vertrouwen, woorden van overgave. Je lichaam te ruste leggen bij God. Niet de dood heeft het laatste woord, maar de Allerhoogste, die ons leven behoedt. In zijn hand zijn we veilig en geborgen. Alles is volbracht. Jezus heeft zich overgeven in de handen van de Vader. Eindelijk thuisgekomen bij hem. In zijn hand is rust en vrede.

In uw handen

leg ik mijn hart.

Onrustig is mijn hart,

totdat het rust in U.

In uw nacht, leg ik

mijn lichaam neer.

Uit: Huub Oosterhuis Stilte zingen (2018): 530.

 

Kruiswoorden: woorden om van te leven

Wanneer we de kruiswoorden aandachtig doorlezen, komen we zeven wijsheden op het spoor. Uiteindelijk zijn de kruiswoorden ook woorden om van te leven. Woorden die ons aansporen om in de voetsporen van Jezus te gaan.

Ik wens u een inspirerende veertigdagentijd toe, en een gezegend Pasen. Mogen wij blijven in zijn liefde (Joh 15:9).

Ds. Jannica de Prenter

Photo by Aaron Burden on Unsplash

arrow