Nieuwe organieke ordonnantie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Later in vergelijking met andere gewesten, maar op bepaalde punten een meer hervormingsgezinde tekst

Brussel heeft eindelijk samen met Vlaanderen en Wallonië gestemd voor een tekst die de materiële organisatie van de erediensten grondig herziet.  Zodoende heeft Brussel het keizerlijk decreet inzake kerkfabrieken uit 1809 en de koninklijke decreten van 1870 en 1876 gedeeltelijk naast zich neergelegd.  Een bladzijde wordt ook omgeslagen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat op bepaalde punten zelfs ingrijpender veranderingen doorvoert dan zijn zusterregio’s Vlaanderen en Wallonië.

Er zij aan herinnerd dat Vlaanderen het eerste gewest was dat in 2004 een decreet aannam over de organisatie van de materiële aspecten van de eredienst.  Dit decreet werd onlangs gewijzigd door het decreet van november 2021 betreffende de erkenning van en de controle op plaatselijke geloofsgemeenschappen.  Wallonië van zijn kant heeft niet echt één tekst ontworpen die alle aspecten van de kwestie bestrijkt. Eerst richtte Wallonië zich op een herziening van het toezicht op “instellingen belast met het beheer van de wereldlijke zaken van erkende godsdiensten” (2014) en vervolgens nam Wallonië een decreet (2017) aan over de erkenning en de verplichtingen van die instellingen.  Op bepaalde punten zijn de oude decreten en KB’s van de 19e eeuw echter nog steeds van toepassing.

 

Afschaffing van het gemeentelijk niveau

De eerste structurele verandering als gevolg van de Brusselse ordonnantie is de afschaffing van het gemeentelijke niveau. Ook al was het Gewest reeds de controlerende instantie, de gemeenten gaven hun mening over de financiën van de kerkgemeente en betaalden eventuele financiële toeslagen. Dit niveau is dus helemaal verdwenen. Het is verrassend dat dit het tegenovergestelde is van zijn Waalse buur, die het regionale niveau had afgeschaft ten gunste van de gemeenten (het Gewest blijft in bepaalde gevallen scheidsrechter).  Deze evolutie in Brussel gaat hand in hand met het verdwijnen van het begrip gebiedsomschrijving, dat als achterhaald wordt beschouwd. In de hoofdstad wordt er rekening mee gehouden dat de gelovigen de eredienst bijwonen in de kerkgemeente van hun keuze.

In dezelfde geest zal het Gewest voortaan verantwoordelijk zijn voor de betaling van de huisvestingstoelage aan de bedienaar van de eredienst en niet langer de gemeente. Een andere afwijking van het verleden: het lijkt erop dat de verplichting van de autoriteiten wordt opgeheven als de instelling zelf voor huisvesting van de predikant kan zorgen. Indien een gemeente echter een gebouw ter beschikking stelt van de predikant, voorziet de wet in de mogelijkheid voor de gemeente om de huisvesting om niet over te dragen aan de kerkenraad.

 

Meer informatie over de gemeenschappen

De ordonnantie voorziet ook in meer informatie over de kerkgemeenten, onder meer via het vertegenwoordigend orgaan, dat meer betrokken lijkt te zijn dan voorheen.  Zo moet de vertegenwoordigende instantie de overheid nu elk jaar een lijst voorleggen van alle plaatselijke gemeenschappen die onder haar “jurisdictie” vallen (of er althans bij aangesloten zijn), ongeacht of deze gemeenschappen erkend zijn of niet. De te verstrekken informatie omvat het aantal leden van de plaatselijke gemeenschap. De tekst bepaalt dat elke gemeenschap die wordt erkend of erkenning aanvraagt, ten minste 200 leden moet hebben.

Dankzij deze lijst kunnen de autoriteiten ook gemeenschappen registreren die in de toekomst erkenning willen aanvragen. De erkenning wordt pas verleend na een wachttijd van 3 jaar.  Vlaanderen voorzag in zijn nieuwe decreet een periode van 4 jaar.

De verplichting om alle gemeenschappen te vermelden, zelfs niet-erkende gemeenschappen die zich niet willen laten registreren, is echter niet erg expliciet in de wet opgenomen.  Er zij aan herinnerd dat de Raad van State de in het Waalse decreet betreffende de erkenningscriteria opgenomen verplichting tot registratie van niet-erkende gemeenschappen had verworpen.

 

Financiële tussenkomst beperkt tot 30%.

Wat de verplichtingen van de autoriteiten tegenover de plaatselijke gemeenschappen betreft, was nog steeds art. 92 van het keizerlijk decreet inzake kerkfabrieken (1809) van toepassing. Over de begrotingen van de fabrieken bleef het Napoleontische decreet nogal vaag: “De plichten van de gemeenten met betrekking tot de eredienst zijn in de eerste plaats bedoeld om het tekort aan inkomsten van de fabrieken te compenseren, voor de in artikel 37 genoemde plichten (…)”. Voortaan werd de interventie van de overheid beperkt tot 30% van de gewone uitgaven (exclusief financieringskosten). Dit is de eerste keer dat een regio deze financiering uitdrukkelijk heeft beperkt.

Wat de controle van rekeningen en begrotingen betreft, is het nu vereist dat alle begrotingen vergezeld gaan van een meerjarenplan dat een periode van 5 jaar bestrijkt. Deze praktijk bestaat al in de andere twee gewesten. En wanneer de begroting geen regionale financiële interventie bevat of wanneer zij de in het meerjarenplan voorziene interventie in haar huidige vorm overneemt, keurt de overheid de begroting automatisch ongewijzigd goed.

 

Werkzaamheden aan gebouwen

Voor herstelwerkzaamheden aan gebouwen moeten de overheid en de vertegenwoordigende instantie voortaan schriftelijk in kennis worden gesteld van elke belangrijke ingreep (ten minste voor gebouwen die aan de burgerlijke gemeente of aan de “kerkfabriek” toebehoren). Volgens artikel 64 van de nieuwe ordonnantie kan de overheid buitengewone financiële steun verlenen “wanneer de instelling niet over voldoende financiële middelen beschikt om de gehele toegestane investering te dekken”.  De tussenkomst van de overheid lijkt niet langer automatisch te zijn, zoals was bepaald in artikel 92 van het bovengenoemde keizerlijke decreet: “De verantwoordelijkheid van de gemeenten met betrekking tot de eredienst is het uitvoeren van grote reparaties aan gebouwen die bestemd zijn voor de eredienst”. Valt deze interventie ook onder de 30%-grens? Dit is niet erg duidelijk.  Indien een gebouw door verschillende gemeenschappen wordt gebruikt, moet bovendien een overeenkomst met de verschillende gebruikers worden ondertekend. Bijzondere aandacht is ook vereist voor de toegang tot het gebouw voor personen met beperkte mobiliteit.

 

De “vernieuwde” raden van bestuur

Ook de regels betreffende de samenstelling van de raad zijn gewijzigd.  Het aantal bestuursleden is nu vastgesteld op 5 (minimum) en hangt niet langer af van het aantal predikanten. Bovendien mag de predikant, die van rechtswege lid was, geen lid meer zijn. Hij kan hoogstens met een raadgevende stem aanwezig zijn. Er is ook een geslachtscriterium ingevoerd, namelijk dat maximaal 2/3 van de leden van hetzelfde geslacht mag zijn (enkele afwijkingen lijken mogelijk, maar worden niet gespecificeerd). Evenzo moeten de verkiezingen betreffende de samenstelling van de raad voortaan om de vijf jaar plaatsvinden en betrekking hebben op de gehele raad. Vroeger moesten, zoals bekend, om de drie jaar verkiezingen worden gehouden om de helft van de raad te vervangen.

 

Naleving van termijnen en informatieverplichtingen

Brussel vraagt dat de termijnen worden gerespecteerd, anders zal de regering verklaren dat de betrokken instelling niet in aanmerking komt.  De stad vraagt ook dat de meldingsplicht voor bepaalde belangrijke transacties (ontvangen grote schenkingen, verkooptransacties, andere burgerlijke transacties, enz.   Giften die tot doel hebben “de uitoefening van de eredienst te ondersteunen”, zo wordt ook bepaald, “moeten worden overgemaakt aan de Raad van Bestuur”; dit is ongetwijfeld om te vermijden dat te veel giften via een entiteit gaan die met de kerkgemeente verbonden is (vzw…. ).

De tekst behandelt ook diverse andere kwesties, zoals de integratie van nieuwkomers, de mogelijkheid voor instellingen om zich te verenigen, de eindafrekening van de penningmeester, de verplichting om een lijst bij te houden van het cultureel erfgoed en het meubilair van het eredienstgebouw, en de verplichting om een door het vertegenwoordigend orgaan goedgekeurd huishoudelijk reglement op te stellen.

 

Xavier Moser

 

Zie het artikel van Caroline SÄGESSER, « Temporel des cultes :

Du nouveau en Flandre et à Bruxelles », Les @nalyses du CRISP en ligne, 30 novembre 2021,

www.crisp.be.

Beeld: pixabay

arrow