In blijde verwachting

Er zijn genoeg redenen te bedenken waarom de zwangerschap van Maria in het verhaal uit Lucas 1 een moeilijk begin heeft. In het verhaal zegt of zingt ze later tijdens haar zwangerschap: “Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan…”; ze heeft zich dan verzoend met de grote taak die het dragen van dit bijzondere kind voor haar moet zijn geweest. Er klinkt dan blijdschap en dankbaarheid uit haar woorden: “Mijn hart prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn Redder.” Maar volgens het verhaal zouden die woorden pas in een latere ontmoeting opklinken. Niet meteen.

Misschien heeft ze de vriendschap en de aanwezigheid van haar oudere familielid, Elisabet, nodig gehad om de situatie waarin ze beland is, opnieuw en anders te leren verstaan. Misschien is er door Elisabet een omslag in haar beleving gekomen – en heeft ze haar kindje dan toch opgevat als een geschenk. Het is Elisabet, die haar een ‘gezegende’ noemt: de “meest gezegende van alle vrouwen” nog wel.

 

In het begin zijn er vooral de gevoelens van schrik, angst, onzekerheid. Ze wordt een ‘meisje’ genoemd, een jongvolwassene die zich nog voorbereidt op haar volwassen leven. Er is een man in haar leven, die ooit haar echtgenoot zal worden, een zekere Jozef. Samen zouden ze waarschijnlijk tijd nodig gehad hebben, om stapje voor stapje hun gezamenlijke reis door het leven aan te vangen, om als geliefden naar elkaar toe te groeien, om te leren zich geheel aan elkaar toe te vertrouwen. Wat zouden ze gezegend geweest zijn, als die tijd hun vergund was!

In het verhaal is dat niet het geval. Er verschijnt iemand, een door God gezondene, met een boodschap die geen rekening houdt met de ontwikkelingsfase en de behoeftes van een jong meisje en van de jongeman die voorbestemd is om haar echtgenoot te worden. De boodschap van die vreemdeling heeft alle verwachtingen van hun jongvolwassenheid ernstig verstoord. Zwanger zal ze worden, en nog wel op korte termijn. Een kind zal ze dragen, nog voor hun huwelijk zal zijn voltrokken. Ze zal, tegen al hun bedoelingen in, het gespreksonderwerp worden in de omgeving, Nazaret, waar ze vandaan komen. Natuurlijk dat ze geschokt is!

 

In de moeilijke situatie waarover het verhaal ons vertelt, is bij Maria uiteindelijk het licht doorgebroken. Zij heeft zichzelf uiteindelijk als een dienares opgevat – niet langer als een dienares van mensen, maar als een dienares van Israëls God. Die keuze had ze zelf gemaakt: “De Heer wil ik dienen; laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd!” Zij noemt zich in haar lied “zijn minste dienares” – als één van “de geringen die God aanzien geeft.”

Ook veel van ons gaan deze Adventstijd met een bang hart in. We hebben daar goede redenen voor. In het Oosten van Europa woedt een oorlog, die voorlopig niet voorbij lijkt te zijn. Die oorlog lijkt steeds meer invloed op onze eigen leefomstandigheden te hebben. Zouden we die oorlog echt buiten onze deuren kunnen houden? Niemand van ons die het antwoord weet. Onze angsten en onzekerheden zijn alleszins terecht.

 

Laten we ons, net als Maria in Lucas 1, in de dienst van de Heer stellen, wat ons ook te wachten staat… Laten we onder alle omstandigheden ons vertrouwen stellen op de machtige, “die zich het lot van zijn dienaars aantrekt, zoals Hij het onze voorouders heeft beloofd.” Laten we juist in deze tijd van duisternis zelf dragers van het Licht zijn!

 

ds. Douwe Boelens

in Protestantse Kerkbrief, december 2022-januari 2023

(Protestantse Kerk Brussel et Bethlehemkerk Anderlecht)

arrow