DOORDENKERtje 6 – Wereldvluchtelingendag – juni 2022

DOORDENKERtje Wereldvluchtelingendag 2022

2022-0619 Doordenkertje Vluchtelingendag

 

Wereldvluchtelingendag is een internationale dag die door de Verenigde Naties is uitgeroepen om vluchtelingen over de hele wereld te eren. De dag valt elk jaar op 20 juni en viert de kracht en moed van mensen die gedwongen werden hun land te ontvluchten om aan conflicten of vervolging te ontsnappen. Op deze dag staan we stil bij hun moeilijke situatie, maar bewonderen we ook de veerkracht die ze elke dag opnieuw tonen.

 

Wereldvluchtelingendag werd wereldwijd voor het eerst georganiseerd op 20 juni 2001, ter herdenking van de 50e verjaardag van het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951. Het VN-Vluchtelingenverdrag werd reeds aangenomen in 1951, als een uitwerking van de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’, waarin staat dat ‘eenieder het recht heeft asiel te zoeken en dat te genieten’.

 

In dit DOORDENKERtje biedt de VPKB-werkgroep Migratie, Samenleving en Geloof (MiSaG) handreikingen voor de liturgie van zondag 19 juni, de zondag die net vóór Wereldvluchtelingendag valt. We hebben ons daarbij laten uitdagen door de lezingen op het oecumenisch leesrooster. Naast gedachten en (gespreks)vragen naar aanleiding van de twee lezingen hebben we ook twee gedichten opgenomen en geven we ideeën voor de liederen op deze zondag.

 

De lezingen van de zondag: Jesaja 65,1-9

1 Al vragen zij niet naar Mij,

toch laat Ik me raadplegen,

en al zoeken ze Mij niet,

toch laat Ik me vinden.

Al roept dit volk mijn naam niet aan,

toch antwoord Ik: ‘Hier ben Ik, hier ben Ik.’

2 Heel de dag sta Ik met uitgestoken handen

tegenover een opstandig volk,

dat op de verkeerde weg is

en zijn eigen ingevingen volgt.

3 Een volk dat Mij openlijk tergt, telkens opnieuw:

ze ontsteken offers in tuinen

en branden wierook op branders van aardewerk,

4 ze zitten in graven

en slapen op geheime plaatsen,

ze eten vlees van varkens,

hun vaatwerk is gevuld met onrein vleesnat.

5 Ze zeggen: ‘Blijf waar je bent, kom niet dichterbij,

want ik ben te heilig voor jou.’

Ze prikkelen Mij als rook in mijn neus,

ze zijn als een vuur dat de hele dag brandt.

6 Hier voor Mij ligt wat er geschreven staat;

Ik zal niet rusten tot Ik alles heb vergolden.

Ik zal jullie je wandaden terugbetalen

7 en die van je voorouders erbij – zegt de HEER;

ook zij hebben wierook gebrand op de bergen

en Mij gehoond op de heuvels.

Ik heb hun loon van tevoren bepaald,

ze krijgen het allemaal terug.

 

8 Dit zegt de HEER:

Zolang er sap is in een druiventros, zegt men:

‘Vernietig hem niet, er zit nog iets goeds in.’

Voor mijn dienaren zal Ik hetzelfde doen,

Ik zal niet alles vernietigen.

9 Uit Jakob zal Ik nageslacht doen voortkomen,

uit Juda een erfgenaam van mijn bergland;

mijn uitverkorenen zullen het land in bezit nemen,

mijn dienaren zullen zich daar vestigen.

 

 

Gedachten bij Jesaja 65:1-9 met (gespreks)vragen naar onze tijd

De zorg voor vreemdelingen is een voortdurend terugkerend thema in het Oude Testament, met name in de zgn. boeken van Mozes (de eerste vijf Bijbelboeken) maar zeker ook bij de profeten. In Jesaja 56, dus negen hoofdstukken vóór de passage van deze zondag, profeteert Jesaja bijvoorbeeld dat de tempel een huis van gebed zal zijn voor alle volkeren. Daarnaast is het oude Israël zelf maar al te vertrouwd met ballingschap, buiten je eigen land moeten leven. Het verlangen naar terugkeer is ook iets dat veelvuldig terugkomt bij de profeet Jesaja en bij anderen. Maar daarnaast spreekt hij zich ook meermalen uit tegen de arrogantie van een volk dat zich erop laat voorstaan, het uitverkoren volk van God te zijn.

 

  • Hoe kijk je zelf aan tegen de benaming ‘volk van God’? Wie zouden in onze tijd volk van God (kunnen) zijn?

 

Als we de lezing van vandaag, Jesaja 65:1-9, in dit licht lezen springt vooral dat laatste thema in het oog. Het volk houdt zich niet meer aan de heilige gebruiken van het verbond met God, maar vinden zichzelf tegelijk te heilig voor anderen. De hypocrisie overheerst. Jesaja heeft het daarbij vooral over de religieuze gebruiken, maar in de wereld van het Oude Testament zijn de religieuze voorschriften niet los te zien van de geboden die over het sociale leven gaan – zoals het gebod om goed te zorgen voor weduwen, wezen en vreemdelingen.

 

  • Wat hebben voor jou religieuze gebruiken of voorschriften te maken met goed samenleven? Hebben die twee nog wel met elkaar te maken in ons leven?

 

Wie met deze lezing in het achterhoofd kijkt naar de huidige situatie aan de grenzen van Europa, wordt mogelijk getroffen door de parallellen. De Europese regeringen, beducht voor de opkomst van het rechts-populisme, houden vreemdelingen en vluchtelingen maar liever buiten de deur. Daarbij wordt al te vaak het argument van cultuurverschillen gebruikt, alsof wij in Europa ‘te heilig’ zouden zijn voor vluchtelingen.

 

  • Wat zouden voor jou redenen zijn om vreemdelingen en vluchtelingen buiten de deur te houden? Wat zouden redenen zijn om ze juist ruimhartig toe te laten?

 

Dat is de ene kant van het verhaal. De andere kant van deze passage uit de profeet Jesaja is echter de onophoudelijke en onverwoestbare trouw van God en Zijn grote lankmoedigheid. Al zoeken mensen Hem niet, toch laat Hij zich vinden. En zolang er iets goeds te vinden is in een mens, zal God haar of hem altijd een kans geven. Ook voor het schijnbaar zo harteloze Europa is de hoop nog niet verloren.

 

De lezingen van de zondag: Lucas 8,26-39

26 Ze voeren verder naar het gebied van de Gerasenen, dat tegenover Galilea ligt.  27 Toen Hij aan land stapte, kwam Hem een man uit de stad tegemoet die door demonen bezeten was. Deze man droeg al geruime tijd geen kleren meer en woonde niet in een huis, maar in de rotsgraven.  28 Toen hij Jezus zag, viel hij schreeuwend voor Hem neer en riep luidkeels: ‘Wat heb ik met Jou te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek Je, doe me geen pijn!’  29 Jezus had namelijk de onreine geest bevolen uit de man weg te gaan. Want die had hem al heel lang in zijn macht, en gewoonlijk werd de man voor de veiligheid aan handen en voeten geboeid, maar telkens trok hij de boeien kapot en werd hij door de demon naar eenzame plaatsen gedreven.  30 Jezus vroeg hem: ‘Wat is je naam?’ Hij antwoordde: ‘Legioen’ – er woonden namelijk veel demonen in hem.  31 Ze smeekten Hem hun niet te bevelen naar de onderwereld te gaan.  32 Nu werd er op de berghelling een grote kudde varkens gehoed, en de demonen smeekten Jezus om hun toe te staan hun intrek in de varkens te nemen. Hij stond hun dat toe.     33 Toen ze uit de man waren weggegaan, trokken ze in de varkens, waarop de kudde de steile helling afstormde, het meer in, en verdronk.  34 Toen de varkenshoeders dat zagen, sloegen ze op de vlucht en ze vertelden in de stad en in de dorpen wat er was gebeurd.  35 Vele mensen gingen op weg om met eigen ogen te zien wat er was voorgevallen. Toen ze bij Jezus kwamen, troffen ze daar de man aan uit wie de demonen waren weggegaan. Hij zat aan Jezus’ voeten, gekleed en bij zijn volle verstand, en toen ze dat zagen, werden ze door schrik bevangen.  36 Degenen die alles gezien hadden, vertelden hun hoe de bezetene was gered.  37 En de hele mensenmenigte uit het gebied van de Gerasenen verzocht Jezus hen te verlaten, want angst en ontzetting hadden hen aangegrepen. Hij stapte in de boot om terug te gaan.  38 De man bij wie de demonen waren weggegaan, vroeg Hem met aandrang bij Hem te mogen blijven. Maar Hij stuurde hem weg met de woorden:  39 ‘Ga terug naar huis en vertel alles wat God voor u heeft gedaan.’ Hij ging weg en maakte overal in de stad bekend wat Jezus voor hem gedaan had.

 

 

Gedachten over Lucas 8: 26-39 met (gespreks)vragen naar onze tijd

Dat de man die op Jezus afkomt ernstig psychisch ziek is, lijkt aan alle kanten duidelijk. Een psycholoog met wie ik over dit verhaal sprak herkende bij hem elementen van een dissociatieve persoonlijkheidsstoornis en trekken van een ernstige vorm van schizofrenie.  Nu is de bijbel geen medisch handboek. Medici zullen zeggen: pas op om achteraf diagnoses te stellen over mensen die je niet gekend hebt. Maar wat de bijbel en wat het verhaal over de man die naar Jezus roept wel kan duidelijk maken is hoe leven, elk leven verziekt kan raken. Je kunt het ook breder zien naar onze tijd en maatschappij. ‘Onze wereld is ziek’, wordt er wel eens gezegd.

 

  • Waar staat de zieke man in dit verhaal volgens jou in onze tijd voor?

 

Bijbelverhalen zijn spiegels. De man die je in de spiegel van dit verhaal ziet, tekent extreem hoe het leven, maar ook hoe ons leven kan zijn.

 

Als Jezus over de grens voet aan land zet komt iemand naar hem toe. Hij heeft demonen in zich, zegt het verhaal. De oude Statenvertaling schrijft: hij was lange tijd van duivelen bezeten geweest. Boze geesten, duivels, demonen, het lijken gedateerde woorden of woorden uit griezelfilms of exorcisme scènes. Tweeduizend jaar geleden spraken ze van demonen die in jou kunnen huizen.

 

  • Wat zijn volgens jou vandaag de dag in onze tijd demonen, boze geesten, die aan het werk zijn in onze maatschappij, in het denken van mensen?

 

De bijbel doet niet aan anamnese. Ze vertelt niet wat er mis is gegaan in zijn geschiedenis, in zijn jeugd. Zoiets kan gebeuren, het kan ontstaan, ook in ons leven.

 

Het verhaal beschrijft in de eerste plaats hoe slecht de man er aan toe is. Hij heeft geen kleren aan. Dat betekent méér dan dat hij zomaar naakt rondloopt. Kleren, een mantel zijn symbolen van vertrouwen, van bescherming, van je veiligheid. De man zonder kleding is de man zonder vertrouwen, zonder uiterlijke of innerlijke veiligheid. Hij heeft geen huis, staat er, geen ruimte waar hij zich beschut voelt en waarin hij zich veilig weet. Er wordt verteld dat hij loopt bij de graven. Ook dat is veelzeggend: hij leeft, maar leeft te midden van de doden. Zijn bestaan is a.h.w. dat van een ‘levende dode’.

 

  • Hoe kan vandaag de dag het bestaan van mensen zijn, als van een ‘levende dode’?

 

Wie is die man?

Heeft iemand ooit wel eens naar zijn naam gevraagd? Of is hij altijd op afstand gehouden?

Hebben de mensen altijd óver hem gesproken, maar niet mét hem?

 

Hoe is uw naam?, vraagt Jezus.

Wie heeft deze man eerder naar zijn naam gevraagd?

Hoe is je naam, dat is veel meer dan de ongelukkige vertaling: hoe heet je?

Hoe is je naam, dat betekent in de kern: Wie ben je? Wie ben jij?

Waar mensen naar elkaars naam vragen, daar kunnen zij van ‘levende doden’ tot levende mensen worden. Daar kunnen vooroordelen opgeruimd worden. Daar kunnen wij van vreemdelingen tot zusters en broeders van elkaar worden.

 

  • Hoe kunnen wij vandaag naar elkaars naam vragen, naar de essentie van wie wij zijn en wat ons bezig houdt, van wat onze kern is?

 

Het onthutsende antwoord van de man is: mijn naam is Legio, legioen. In Romeinse legers bestond een legioen uit zo’n 10.000 bewapende mannen. Ze vormden een straffe militaire eenheid. Een legioen heeft het leven van de man overgenomen. Denk niet dat zoiets bij hem alleen gebeurt. Elk mens moet vrij worden van machten die hem of haar regeren.

Dat kunnen stemmen of machten in jou zijn. Maar ook: de machten om je heen die jou reduceren tot een stereotype, tot louter en alleen de vertegenwoordiger van een ‘legioen’. De machten die ons verhinderen om een ander, die vreemd voor ons is, te zien als een mens zoals wij.

 

Elk mens moet bevrijd worden van machten die haar of hem regeren. Elk mens moet, elk mens mag een eigen stem en een eigen naam ontdekken.

 

  • Wat kunnen vandaag destructieve machten en krachten in mensen voor mensen zijn?
    Hoe kunnen wij vandaag vrij / bevrijd worden van vreemde machten?
    Hoe kan ons geloof in Jezus, dit Bijbelverhaal vandaag ons daar bij helpen?

 

Hoe is je naam? Dat is de kernvraag van het leven. De kernvraag van de Bijbel. De bijbel is het boek dat je “Ik” leert zeggen. Het is het boek van het heilzame individualisme.

 

De kern van de Bijbel, de kern van het leven van Jezus zit in het persoonlijke. Jij bent gezien. Jij bent gekend. Ik mag er zijn. Ik hoef niet op te gaan in een geheel; ik ben geen legioen. Ik hoef niet in een keurslijf te zitten. Ik mag ik zijn. De diepste essentie is dat ik mij gekend mag weten en dat ik daarop mag vertrouwen tot over alle grenzen heen.

 

  • Hoe wordt er in onze samenleving (zoals bijvoorbeeld in de media te zien en te lezen) gesproken en geschreven over vluchtelingen? Worden zij voorgesteld als personen of als ‘legioen’?

 

Het vervolg van het verhaal lijkt wreed en spectaculair. Jezus drijft de demonen uit en stuurt ze in de varkens die daar geweid worden. Vervolgens slaan de varkens op hol, storten zich van de afgrond en verdrinken in de zee. Daar versmoren ze, zegt de Statenvertaling plastisch. Als je dat leest van die varkens hoef je geen lid te zijn van GAIA of in Nederland van de Partij van de Dieren om dit gruwelijk te vinden. De onschuldige varkens worden geslachtofferd. De bijbel lijkt niet zo diervriendelijk, zacht gezegd.

 

Toch wordt er naast het gruwelijke ook met die varkens iets anders gezegd. Demonen zijn er, verscheurende machten bestaan in ieders leven. Ze worden in dit verhaal gestuurd naar de plaats waar ze horen: de afgrond. Zo wijst dit verhaal naar het scheppingsverhaal terug. Dat zegt: alles is er: het licht en het donker, het droge en de zee. Alles is er: goede en de verscheurende krachten. Ook in ons leven. Ook bij jou en bij mij. Waar het om gaat is dat ze op hun plaats gezet worden. Waar het om gaat is dat ze niet alles doordringen en verscheuren. We mogen het kwade telkens op zijn plek zetten in de afgrond van het, van ons bestaan.

 

Hoe is uw naam? Die vraagt brengt de man bij de essentie van zijn bestaan. Die vraag brengt hem bij waartoe hij mens is. En tegelijkertijd mag je die vraag de essentie van God noemen. God heeft twee kanten. God is een vraag: wie ben jij? Maar ook een belofte: Ik zal er zijn.

 

De roepstem die wij God noemen klinkt in de richting van de man. En klinkt door dit verhaal heen ook in onze richting. De Stem van de Roepende is voor hem en is ook voor ons de Stem van Belofte. Door alles heen ben Ik er, zal ik er zijn, als iemand die jou kent, jou ziet, jou als dragende en verbindende kracht omgeeft, jou optilt, neerzet en in de ruimte duwt.

 

  • Hoe kunnen wij als gelovigen Jezus navolgen in zijn aandacht voor individuele mensen; ook of juist voor mensen die als ‘legioen’ worden gezien?

 

  • Wat zou dit verhaal verder kunnen betekenen t.a.v. de situatie van vluchtelingen in onze samenleving en in deze tijd?

 

Liederen (uit het Liedboek 2013)

 

Bij de lezing uit de profeet Jesaja

Lied 809: Blijf niet staren op wat vroeger was

Een lied dat bij uitstek past bij de profeet Jesaja en zeker ook bij de lezing van vandaag. God geeft steeds nieuwe kansen aan mensen, zelfs als die van Zijn weg afgedwaald zijn en zich niet meer bekommeren om de zorg voor weduwen, wezen en vreemdelingen.

 

Lied 941: Waarom moest ik uw stem verstaan

Wie de stem van God volgt, wordt zelf vreemdeling. Zoals alle vreemdelingen heeft zij of hij dan een moeilijke weg te gaan, maar op die weg is Gods land niet ver bij ons vandaan.

 

Bij de lezing uit het Lucas-evangelie

Lied 789: Delf mijn gezicht op

Een smeekbede aan God om ons te vinden achter de maskers die we zo vaak voor elkaar dragen. De ware schoonheid van ieder van ons is precies achter die maskers te vinden…

 

Lied 833: Take, o take me as I am / Neem mij aan zoals ik ben

Diep in ieder van ons – ook in de vluchtelingen onder ons – leeft het verlangen om aanvaard te worden zoals wij zijn. God is bij uitstek Degene bij wie wij erop kunnen vertrouwen dat Hij dit altijd zal doen. In navolging van Jezus zijn wij er ook toe geroepen om elkaar aan te nemen zoals ieder van ons is, ook of juist degenen onder ons die ‘anders’ zijn.

 

Twee gedichten

 

Ik was als jij

Ik was als jij. Gewoon blij,

met mijn lief, mijn meiden, mijn huis,

mijn baan, mijn hectisch bestaan

en met – oké – iets te veel aandacht

voor mijn eigen ego en zo.

Nee, ik wist niet hoeveel ik –

 

Tot het begon.

Het was warm. We zaten op het dakterras.

Toen vlak boven ons, buiten ons om, veel te dicht bij, de waanzin begon.

Het gillend gefluit van een steeds groter ding.

We keken elkaar aan, één ogenblik,

ik zag de dood-in-grote-ogen-blik,

De glazen trilden. Ik wilde nog zeggen hoeveel ik –

 

Weg. In één tel. Hel.

 

Dat was twee jaar geleden. Dat is elke dag weer. Dat ogenblik.

Ik wilde nog zeggen hoeveel ik-

Ik was als jij. Gewoon blij.

Nu ben ik een tas met kleren.

Ik kan niet terug. Ik vlucht steeds weer

voor het gillend gefluit. Dat ogenblik,

ik wilde nog zeggen hoeveel ik-

 

Ik was als jij. Gewoon blij,

met mijn lief, mijn meiden, mijn –

Ik weet niet of ik zou doneren

voor een foto van een gevluchte vrouw

met grote ogen en een tas met kleren.

 

Regine Hilhorst

 

 

Het land zit vol

Het land zit vol, roept de eerste minister

En alle ministers roepen mee

De stad zit vol, roept de burgemeester

En alle schepenen roepen mee

Vol, vol, roepen nu ook de burgers

En zelfs de brave burgers roepen mee…

 

En toen zijn we zelf maar eens gaan kijken,

En ja, ’t is waar, ’t zit vol, onvoorstelbaar vol!

De ring zit vol

’t vierarmenkruispunt zit vol

de E17, de E40 en al de andere E’s, vol…

de supermarkt en het autosalon, vol,vol,vol,

de discotheken zitten vol

de speelgoedwinkels zitten vol,

de aldi en de gb, de carrefour en ikea, vol en nog eens vol,

de gamma zit propvol en de hubo blijft niet achter,

de sterrenrestaurants zitten vol,

de pizzeria’s zitten bomvol, zelfs de turkse,

al de vliegtuigen naar de zon zitten vol

en al de vliegtuigen naar de sneeuw zitten als conservendozen vol,

 

en wij,

wijzelf,

wij zitten vol

volgevreten,

volgezopen

en ’t ergste van allemaal,

voldaan….

 

Mong

 

 

arrow