Ik houd van woorden, van zinnen die je op hun bedwelmende ritme in poëtische sferen weten te brengen en je uittillen boven de dagdagelijkse werkelijkheid. Woorden die het ondraaglijke draagbaar maken, het onzegbare tastbaar.
Het begin van een nieuw jaar is het moment bij uitstek voor mooie woorden. Zelf schreef ik ze ook: wensen voor een goede gezondheid, liefde, geluk en vrede voor iedereen. Maar elk jaar vind ik het moeilijker iets goeds te formuleren – en dat niet alleen uit oogpunt van originaliteit. Steeds vaker vraag ik me af hoe gratuit dit soort wensen moeten klinken in de oren van zovelen die vastzitten in de brandhaarden van deze wereld, op de vlucht voor oorlog, honger en geweld. Hoe ze te rijmen zijn met de grote zorgen over ons klimaat, racisme, de wereldvrede – om maar eens wat te noemen. Geloof ik die mooie woorden zelf nog wel?
Gisteren las ik in het boek ‘Een verhaal van leven en duisternis’ van Amos Oz:
‘En eigenlijk is deze vreemde drang die ik had toen ik klein was – de behoefte om een nieuwe kans te geven aan wat nooit meer een nieuwe kans zou krijgen – ook nu nog een van mijn drijfveren telkens als ik een verhaal ga schrijven.’
Die zin zette me aan het denken.
Wat met het verleden kan, kan nog beter met de toekomst: woorden spreken die hoop en nieuwe kansen bieden aan wat uitzichtloos en kansloos lijkt.
Wie niets meer weet te wensen, heeft de hoop opgegeven.
Dus laten we elkaar alle goeds toewensen en er vervolgens werk van maken.
In die geest wens ik een ieder die dit leest een in alle opzichten vreugdevol nieuw jaar.
Annet Sinnema-Buurman