De wereld op z’n kop Over Christus, acrobaten en narren

Op het timpaan van de Ste.-Madeleine te Vézelay (Bourgondië, Frankrijk) staat de verrezen Christus afgebeeld omringd door zijn twaalf apostelen. Zijn hoofd is beschadigd door de beeldenstormers (van de Franse revolutie), maar nog steeds oogt zijn gestalte indrukwekkend. Bijzonder aan deze afbeelding is vooral dat Christus nu eens niet de strenge rechter is van het laatste oordeel (zoals bijv. op het timpaan van de St.-Lazaire in het nabijgelegen Autun), maar genadevol, schenkend, met wijd-geopende armen.

Hij zendt zijn leerlingen eropuit, naar alle volkeren, tot aan de einden der aarde. Allemaal zullen ze de goede boodschap mogen horen. De rest van het timpaan is gevuld met de afbeelding van de vertegenwoordigers van die volkeren. Dat levert een bonte verzameling op van hoe men zich in de Middeleeuwen de aardbewoners voorstelde. Van zeer herkenbare medemensen, tot ‘hondskopmensen’ en mensen met zulke grote oren dat ze zichzelf daarin te slapen kunnen leggen. U kunt ze zien in de horizontale band – de fries – onderaan het timpaan. Men meende dat deze exotische wezens werkelijk bestonden en er dus ook recht op hadden het Evangelie te ontvangen. Umberto Eco brengt ze overigens allemaal tot leven in Baudolino. Lezen, dat boek! Maar daar gaat het met nu niet om.

Ik wil uw aandacht even vestigen op de buitenste boog van 29 médaillons, waarin de loop van het jaar is afgebeeld. De tekens van de dierenriem wisselen er af met de werkzaamheden van de mens die bij die maanden passen. Misschien hebben de beeldhouwers zich vergist, maar ze hielden 3 médaillons over en hebben die gevuld met – zo op het eerste gezicht – willekeurige figuren: een hond, een nar (of een acrobaat, ach, wat is het verschil? Ze springen beide uit de band van het gewone) en een zeemeermin of een sirene. De drie figuren hebben enkel gemeenschappelijke, dat ze cirkelvormig zijn. De hond plooit zich helemaal rond, de sirene pakt zichzelf bij de staart en de nar maakt een radslag, een salto.

Deze drie figuren onderbreken de gang van de sterren (het lot, de dierenriem) en de seizoensarbeid van de mens (het ‘gezwoeg waarmee de mens zich aftobt onder de zon’ aldus de Prediker). En ze staan centraal. Ze vormen letterlijk het hoogtepunt van het timpaan. En precies boven het hoofd van de verheerlijkte Christus staat dus de nar, op z’n kop.

Prof. C.W. Mönnich (1915-1994) wijdt er een mooie beschouwing aan in zijn boekje Pelgrimage. Hij is in gesprek met een tip-top theoloog, Lucifer geheten. Die vindt het maar niks, een theologische uitglijer van formaat: een acrobaat op de hoogste plaats. Als hij een advies had mogen geven voor de schikking van de figuren rond Christus, dan zou hij daar een heilige geplaatst hebben. Zoiets past toch veel beter bij een Kerk dan een op de kop staande nar, stelt hij. Mönnich is het daar niet mee eens. Theologisch gezien is het juist bijzonder betekenisvol (‘It makes sense’), dat daar een nar staat.

“Een heilige zou daar niet op zijn plaats zijn geweest. Voor heiligen is Christus niet gekomen; en als er heiligen zijn, dat is het omdat hij zijn apostelen heeft uitgezonden naar de wonderlijke wezens, die Gods aardbodem bevolken en die je in die vakken rondom de uitzendingsgeschiedenis en langs de bovendrempel van de deuren kunt zien. Ik ben eigenlijk heel blij met die acrobaat recht boven Christus’ hoofd. Allicht, dat hij er mag staan; hij is een verkondiging van Gods erbarmen over de mens, die zich in alle bochten wringt om het leven te kunnen behouden. Hij hoort er wel degelijk bij. Zie het dan zo, dat hij als het ware de samenvatting is van alle arbeid, in de andere cirkels aan de zijkanten uitgebeeld. Of dat de bedoeling van de beeldhouwer is geweest weet ik niet; maar theologisch zou de zaak heel wel zo bekeken kunnen worden.” (Pelgrimage, blz. 84)

Saillant détail: Op één van de talrijke gebeeldhouwde kapitelen die de kerk rijk is, keert dezelfde persoon nog een keer terug, bijna helemaal vooraan in de kerk, vlakbij het koor. Opnieuw maakt hij een radslag, maar deze keer kijkt z’n hoofd vooruit, naar het altaar. Dat vind ik eigenlijk een nog veel mooiere verklaring voor de aanwezigheid van de nar in de Kerk, vlakbij Christus. Immers: alleen iemand die de vertrouwde wereld ook eens op z’n kop kan zetten, kan een klare kijk verwerven op wat er werkelijk toedoet.

Dick Wursten

arrow