Jaren geleden kende ik – in een ander land – een collega, die aan plankenkoorts leed.
Het was geen beginneling, nee, het was een man met veel ervaring, en toch.
Elke keer dat hij de preekstoel op moest, drentelde hij in de consistoriekamer op en neer, zuchtte diep en veegde het zweet van het voorhoofd, dit tot grote schrik van de aanwezige kerkenraadsleden.
Zou het deze zondag wel goed gaan?
Een ervaren ouderling van dienst weet, dat hij, in geval van ontstentenis van de predikant, de dienst tot een goed einde moet zien te leiden.
Daartoe ligt in een speciaal kastje in de kerkenraadskamer een uitgewerkte liturgie met dito preek te wachten om in noodgeval te gebruiken.
Zo hoort het toch!
Maar terug naar de zondagse drentelaar.
Aan zijn voorbereiding lag het niet.
Getrouw had hij de kerkdienst voorbereid, de liturgie op orde gesteld, de organist verwittigd, en op zaterdagnacht de laatste puntjes van de preek bijgesteld.
Maar o wee, de gedachte om ook deze zondag weer te moeten optreden voor het verzamelde, heilbegerige volkje, dat niet alleen eerbiedig, maar ook kritisch, de eredienst zou volgen – het maakte hem doodnerveus!
Eenmaal op de stoel terechtgekomen, werd alles beter, was de angst voorbij.
Je zou toch zeggen, dat die goede afloop hem over de plankenkoorts moest heen helpen.
Maar nee, telkens voorafgaande aan de eredienst hetzelfde gedoe.
Een goed bedoelende collega had nog geopperd dat een beetje zenuwen de dienst alleen maar beter zou maken.
Maar daar heb je weinig aan zo vlak voor het moment.
Glossofobie was het niet te noemen, want eenmaal op de preekstoel kwam het woord er wel uit.
De psycholoog van dienst gaf aan, enige lichamelijk ontspanning te doen voorafgaande aan het bewuste uur.
Zelf stelde ik voor een borrel te nuttigen, om het uur U te naderen, maar dat viel ook niet in goede aarde.
Hoe het met deze collega is afgelopen, weet ik niet, hij vertrok naar een andere gemeente, en we hebben er niets meer over vernomen.
Faalangst heet het in de volksmond, en het komt veel vaker voor dan je denkt.
In deze examenperiode zien we het bij onze kinderen of kleinkinderen.
Theatermakers en artiesten hebben er last van en wie weet nog een heleboel meer.
Getroost word ik in dit alles door het voorbeeld van Mozes die in Exodus 3 en 4 enige faalangst ten beste geeft.
Het is van alle tijden.
*
Met vriendelijke groet,
Jan van den Berg,
emeritus predikant