Door Josiane Tytens in Kerkbrief, Gent Centrum.
Anne Zernike werd in 1887 te Amsterdam geboren als oudste kind van zeven. Haar vader was er schooldirecteur en een gezaghebbend pedagoog. Onder invloed van de godsdienstonderwijzeres Jacoba Mossel (zie Kerkbrief juli/aug), was Anne er op jonge leeftijd van overtuigd predikante te worden. In 1904 slaagde ze voor het opgelegde staatsexamen. Toen de Doopsgezinde Broederschap in 1905, als eerste kerkgenootschap in Nederland, het ambt openstelde voor vrouwen, schreef Anne zich in aan de Gemeentelijke Universiteit Amsterdam (theologie) en hoopte toegelaten te worden tot het Doopsgezind Seminarium.
Na haar afstuderen in 1911 volgde een zomer vol twijfel. Ze schreef: ‘al mijn zelfvertrouwen ontglipte me. Ik hield me voor dat ik geen predikant kon worden, want dat mijn geloof niet sterk genoeg was’. Zou ze binnen de Broederschap haar standpunten rond de historische interpretatie van de Christusfiguur, het belang van kunst, de waarde van andere religies, een plaats zou kunnen geven? Ze bedankte voor verschillende beroepen, maar bij de (her)beroeping door de gemeente van Boven-Knijpe (bij Heerenveen) stemde ze toe. In dit kleine kerkje werd geschiedenis geschreven met de inzegening van de eerste vrouwelijke predikant in Nederland.
Als Amsterdamse had ze het lastig met de Friese dorpsmentaliteit en vond weinig aansluiting met de gemeenteleden en collega’s. In deze periode van vereenzaming ontmoette ze de kunstenaar Jan Mankes. Hij schreef aan zijn familie: ‘Het wonder is gekomen, zo ineens en zo plotseling dat ik het zelf nog niet bevatten kan. Ik ben verloofd. Mijn meisje is de dominee van Boven-Knijpe’. Ze vonden elkaar in literatuur, poëzie, schilderkunst en theologie en trouwden in 1915. Anne legde zelf haar ambt in Boven-Knijpe neer en ze verhuisden naar Den Haag, waar ze werden opgenomen in het plaatselijke kunstenaarsmilieu. Jan had TBC en voor zijn gezondheid verhuisden ze opnieuw naar de bosrijke rand van Arnhem. Daar werkte Anne aan haar proefschrift waarop zij in 1918 in Amsterdam promoveerde. Reeds in 1920 stierf Jan, Anne is dan 33 jaar en besluit zich opnieuw beroepbaar te stellen bij de Broederschap, maar er kwam geen beroep meer, velen vonden haar te vrijzinnig en te modern.
In 1921 verhuist ze, op vraag van de Nederlandse Protestanten Bond die als gemeente een eigen voorganger kreeg, naar Rotterdam. Ze kon er haar ervaringen en ideeën in de praktijk brengen en richtte een kerkkoor en een toneelvereniging op, met de gemeenteleden bezocht ze musea en voerde gesprekken over religie aan de hand van de Rembrandtbijbel en kunstboeken. De gemeente groeide van 40 naar 500 leden. In Rotterdam-Zuid sloegen verschillende godsdienstige groepen de handen in elkaar (NPB, remonstranten, doopsgezinden, lutheranen, vrijzinnig hervormden ..) en vormden de Federatie voor Vrijzinnige Religie Linker-Maasoever. Anne werd er voorganger van deze nieuwe groep. Ze nam actief deel aan het publieke debat op het snijvlak van maatschappij, kunst, kerk en theologie. In 1956 werden haar herinneringen aan een bijzondere loopbaan gepubliceerd onder de titel ‘Een vrouw in het wondere ambt’.
Na een ziekbed van enkele jaren, stierf ze in een verzorgingstehuis in Amersfoort, 84 jaar oud. Zij wordt vooral herinnerd als de eerste predikante in Nederland, in dienst van de Doopsgezinde Broederschap (1911-1915), hoewel ze voor het grootste deel van haar leven de NPB in Rotterdam diende.
Via deze link is een docudrama te zien over Anne: https://www.omropfryslan.nl/nl/nieuws/952423/omrop-tip-docudrama-over-anne-zernike-bij-fryslan-dok