Ds. Heleen Ransijn zal op 12 september 2021 worden ingezegend. Ze beantwoordt onze vragen en vertelt welke weg zij heeft afgelegd. Tussen de gelovige katholiek die betrokken is bij de oecumene in Nederland en de predikante van Vilvoorde loopt een stille weg van het geloof, getekend door ontmoetingen, onverwachte gebeurtenissen en engagement. Een pad waarop het voor de hand liggende langzaam tevoorschijn komt. En altijd een voorliefde voor het overstijgen van verschillen.
Wanneer heb je besloten om dominee te worden?
Dat is een lang verhaal, dat meer dan 40 jaar omvat. Van huis uit ben ik katholiek. Sinds mijn late tienerjaren ben ik steeds in oecumenisch verband actief geweest, met name in de vredesbeweging en in de hulpverlening aan daklozen en vluchtelingen. Dat is echt de omgeving waarin mijn persoonlijke geloof vorm heeft gekregen. Dit leidde ertoe dat ik op mijn 29e theologie ging studeren, dat dan wel weer aan een katholieke universiteit. Dat was destijds de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht (Nederland). Om de een of andere reden – daar dacht ik op dat moment nog niet eens zo bij na – koos ik voor de onderwijs-variant en wilde ik niet in het pastoraat gaan werken. Als afgestudeerd theoloog heb ik in het onderwijs gewerkt en ook op het landelijk bureau voor katholiek jongerenwerk in Nederland.
Binnen de Nederlandse RK kerkprovincie voelde ik me echter steeds minder op mijn plaats. Heel eerlijk gezegd: ik vond het klimaat in de kerkprovincie steeds meer benauwend worden. Vooral via mijn werk voor het katholiek jongerenwerk had ik daar mee te maken. Ik heb nog wel een aantal jaren gewerkt aan de (eveneens) katholieke Universiteit van Tilburg, waar ik in 2012 ook gedoctoreerd ben.
Intussen was ik sinds mijn afstuderen een paar keer verhuisd en op mijn laatste adres “kerkelijk dakloos” gebleven. Toen ik opnieuw verhuisde, gaf ik mezelf een jaar om een gemeente te vinden waar ik me thuis voelde. Toen ik mezelf het woord “gemeente” zag gebruiken, was het me eigenlijk wel duidelijk dat ik onderweg was naar de uitgang van de RK kerk. Die gemeente waarin ik me thuisvoelde werd de JohannesCentrumgemeente in Utrecht, in de wijk Overvecht. Een oecumenisch ingestelde gemeente, maar tegelijk ook een ‘gewone’ wijkgemeente van de protestantse gemeente van Utrecht.
Na zo’n vier jaar als (nog steeds) katholiek sympathisant in deze gemeente te hebben rondgelopen, viel mijn besluit om de overstap te maken van katholiek naar protestant toch nog onverwacht. Voor mijzelf althans. Mensen om me heen hadden het al veel langer zien aankomen; zo gaat dat vaak…. Maar de overstap naar de Protestantse Kerk in Nederland betekende ook dat de weg naar het pastoraat opeens open lag. Ik vermoed dat ik toen pas besefte dat ik tijdens mijn theologiestudie aan de KTU (Katholieke Universiteit) vooral had gekozen voor de onderwijs-variant omdat vrouwelijke pastores binnen de RK kerk nog altijd een soort ‘tweederangs burgers’ zijn. Binnen de PKN (Protestantse Kerk in Nederland )zou het wél mogelijk zijn om als vrouw volwaardig predikant te worden – en dat begon nu opeens heel erg te trekken.
Een brief naar en later een gesprek met het moderamen van de generale synode van de PKN (zeg maar de Nederlandse tegenhanger van de Synodale Raad van de VPKB) leidde tot een studieprogramma aan de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam. Dat programma was er echt op gericht om de hiaten aan te vullen in mijn eerdere theologiestudie. Intussen werkte ik in Amsterdam voor het theologisch studiecentrum van de Dominicaner orde. Het heeft het nodige kunst- en vliegwerk gevraagd om mijn studie in te plannen naast mijn werk. Aan de andere kant merkte ik ook dat dit was wat ik echt graag wilde; waar ik me toe geroepen voelde. En als je doet waar je je toe geroepen voelt, dan kan er veel. Na vier jaar heb ik mijn studieprogramma afgerond en was ik beroepbaar als predikant binnen de PKN. Toen kon het grote avontuur beginnen; dat dit grote avontuur me naar België zou brengen kon ik op dat moment nog niet vermoeden…..
Wat houd je in je gemeente?
De weg naar Vilvoorde is een wonderlijke weg geweest. Ik was beroepbaar binnen de PKN, ik had ook al contact gehad met een aantal gemeenten, maar tot dusver was dit op niets uitgelopen. Toen het bureau van de PKN in Utrecht een ‘speeddate’ organiseerde tussen een aantal vacante gemeenten en een aantal kandidaat-predikanten, leek het me wel aardig om daar aan mee te doen. De deelnemende gemeenten kwamen niet alleen uit verschillende delen van Nederland, maar ook uit België en Luxemburg. Onder andere uit…. Vilvoorde. Ds Stefan Gradl was namens de gemeente naar Utrecht gekomen en het ‘klikte’ op die bijeenkomst. Ik solliciteerde en kwam op gesprek. Tijdens dat gesprek werd me onder andere gevraagd, wat de Schrift voor mij betekent. Ik begon mijn antwoord met “daar staat van alles in dat ik nooit zelf zo verzonnen zou hebben…” Na het gesprek werd mij al vrijwel meteen – op de avond van de dag dat ik de commissie gesproken had – gevraagd of ik twee weken later eens kon komen preken. Wie A zegt moet ook B zeggen, dus…. Die preekbeurt was een plezante ervaring. Ik weet nog dat ik onderweg was naar station Vilvoorde en dacht “hier word ik blij van”. Mijn trein terug naar Utrecht was nog niet eens in Antwerpen toen er een mail van Stefan Gradl op mijn telefoon binnenkwam die besloot met: “we willen dat je naar Vilvoorde komt”. Ik was even ondersteboven en dacht: “mijn hemel, dit zou ik toch nooit zelf zo verzonnen hebben”…. Maar had ik zoiets twee weken geleden ook niet gezegd? Wel wetend dat God altijd dingen doet, die wij zelf nooit zo verzonnen zouden hebben, was mijn volgende gedachte: “God zegene de greep; ik doe ‘t”. De rest is geschiedenis…
Welke uitdagingen ziet u voor uw gemeente in de komende jaren?
De Protestantse Kerk William Tyndale-Silo zit in een overgangsfase. Zo’n 18 jaar geleden kwam de fusie tussen de Tyndale-kerk en de Silo-kerk tot stand. De oudere generatie vanuit beide kerken, die vóór de fusie dienst uitmaakte in de afzonderlijke gemeenten en na de fusie nog steeds in de fusiegemeente, is – letterlijk – aan het uitsterven, maar heeft nog steeds een stevige stem in het kapittel. Daarnaast is er het gegeven dat er een substantiële jongere generatie is, die voor meer dan de helft van Afrikaanse afkomst is. Het pad naar de toekomst zal met beide gegevens rekening moeten houden, maar vooral – wil het inderdaad een pad naar de toekomst zijn – ruimte moeten bieden aan verandering.
Als christenen leven we vanuit de Pinksterervaring, waarin de Heilige Geest over de leerlingen van Jezus kwam (en ik ben ervan overtuigd dat dit niet alleen ‘de twaalf’ waren maar een veel grotere groep van mannen én vrouwen). Het Pinksterverhaal leert ons dat de navolgers van Christus van het eerste ogenblik af aan een divers gezelschap geweest zijn. Dit weerhield hen er echter niet van om in zusterschap en broederschap samen te leven, op zo’n manier dat niemand van hen gebrek leed. Dit is natuurlijk een ideaalbeeld. De geschiedenis heeft ons sindsdien geleerd dat al die verschillen in de Christengemeenschap ook tot diepe verdeeldheid, conflicten en zelfs oorlogen hebben geleid. Niettemin wil ik graag datzelfde Pinksterverhaal als inspiratie voor ogen houden voor mijn visioen voor deze gemeente: als een letterlijk veelkleurige gemeente waarin we elkaar in de eerste plaats herkennen en erkennen als navolgers van Christus en zodoende als zusters en broeders. Vanuit die zuster- en broederschap kan er ruimte zijn voor verschillen, of die nu van etnische of culturele aard zijn, van generaties of zelfs van geloofsbeleving. Ik hoop op een gemeenschap waarin men open en nieuwsgierig is jegens elkaar, waarin verschillen niet alleen kunnen bestaan maar misschien zelfs wel gevierd kunnen worden.
Maar, zoals gezegd: dit is een visioen….