Overdenking: eet wat, want de weg is nog lang

1 Koningen 19:1-9

1Achab vertelde Izebel alles wat Elia had gedaan, ook dat hij alle profeten ter dood had gebracht. 2Toen liet Izebel Elia de volgende boodschap overbrengen: ‘De goden mogen met mij doen wat ze willen als u morgen om deze tijd niet hetzelfde lot ondergaat als zij’. 3Elia werd bang en vluchtte om zijn leven te redden. Bij Berseba in Juda aangekomen liet hij zijn knecht achter 4en zelf trok hij één dagreis ver de woestijn in. Daar ging hij onder een bremstruik zitten, verlangend naar de dood, en zei: ‘Het is genoeg geweest, HEER. Neem mijn leven, want ik ben niet beter dan mijn voorouders’. 5Hij viel onder de bremstruik in slaap, maar er kwam een engel, die hem aanraakte en zei: ‘Word wakker, en eet wat’. 6Elia keek op en ontdekte naast zijn hoofd een brood, in gloeiende kooltjes gebakken, en een kruik water. Nadat hij had gegeten en gedronken, ging hij weer onder de struik liggen. 7Maar de engel van de HEER kwam terug, raakte hem opnieuw aan en zei: ‘Sta op en eet wat, anders is de reis te zwaar voor je’. 8Elia stond op, en toen hij had gegeten en gedronken liep hij, gesterkt door dit voedsel, veertig dagen en veertig nachten door de woestijn, tot hij bij de Horeb kwam, de berg van God. 9Daar ging hij een grot binnen om er de nacht door te brengen.

Elia, Gods profeet, is van de ene op de andere dag een man geworden die het leven niet meer ziet zitten. Donkere gedachten overspoelen hem: ik kan niet meer; laat me verenigd worden met mijn voorouders, laat me niet langer hoeven leven. Alles heeft hij gegeven, maar de confrontatie met het koningshuis van Achab en Izebel is uitgelopen op een fiasco. Elia vlucht de woestijn in, waar hij hard geconfronteerd wordt met zichzelf. Niet langer wil hij ‘Gods stem’ zijn. Afgebrand, op, gefrustreerd en teleurgesteld, legt Elia zich neer onder een bremstruik. Het verhaal in 1 Kon 19 is een verhaal over vermoeidheid, stuklopen en toch opnieuw de moed vinden om door te gaan.

 

Opgebrand en moegestreden

In Elia brandt het profetenvuur: een radicale gedrevenheid voor de Thora, voor Gods woord. Hij heeft zich in een strijd gestort. Met heel zijn hart en met al zijn krachten vecht hij tegen afgoderij en onrecht, tegen de valse profeten van Baäl. Maar Elia is veel te haastig, en verwacht dat Gods geest als een lopend vuur bezit neemt van mensen. Elia wordt hard geconfronteerd met de politieke machten van zijn tijd. Het vuur dat laait in zijn hart is een verterende liefde, een laaiende vlam; vuur dat hem blind maakt voor zijn eigen welzijn en gezondheid. Elia raakt helemaal opgebrand. ‘Opgejaagd’, zoals Huub Oosterhuis dicht in het lied ‘nooit meer zonder reisgenoot’, wordt hij de woestijn in gedreven. Samen met zijn dienaar reist hij naar het zuiden, totdat ze komen bij Berseba, ook wel Bir es-seba genoemd: de ‘bron van de zeven goden’ of ‘zevenbron’ (Gen 21:14, 31-33; Amos 5:5; 8:14). Hier begint de reis van Elia. Hij laat zijn dienaar achter en trekt de woestijn in. Helemaal alleen.

 

Nulpunt

Na nog geen dag reizen stort Elia in. Zijn psychische en lichamelijke vermoeidheid worden hem teveel. Op die stille plek gaat hij onder een bremstruik zitten, waar hij nog een beetje schaduw heeft en verlangt hij naar de dood. Elia is op. Leeg, moegestreden en doodvermoeid roept hij tot de Enige: ‘Het is genoeg geweest, Heer; neem mijn leven’ (1 Kon 19:4).

 

Aangeraakt

De nacht valt en Elia valt in slaap. Ik vind het een ontroerend beeld: op een open vlakte, ligt Gods profeet ineen gekruld onder een bremstruik. De duisternis van de nacht als beeld van het crisismoment waar Elia doorheen moet. Maar dan is er een engel, een malʾā in het Hebreeuws: een bode van God. De engel wekt hem en raakt hem aan. ‘Eet wat’, (1 Kon 19:6), zijn de vriendelijke woorden van deze hemelse boodschapper. Wanneer Elia opkijkt ziet hij een kruik met water en vers brood dat in gloeiende kooltjes gebakken is. Maar Elia legt zijn hoofd neer en valt weer in slaap, alsof hij daarmee zeggen wil: ‘laat maar’, ‘het hoeft niet meer’. Maar opnieuw maakt de engel hem wakker. ‘Eet wat’ (1 Kon 19:7), klinkt het voor de tweede keer, want de weg die voor je ligt is nog lang en zwaar. Op zijn dieptepunt wordt Elia aangeraakt door een volhardende engel, die voor hem zorgt toen hij het zelf niet kon; een stem uit de hemel die zegt: sta op, kies voor het leven. Bij het verhaal van Elia moet ik vaak denken aan Psalm 91:

Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen,

die over je waken waar je ook gaat.

Hun handen zullen je dragen,

je voet zul je niet stoten aan een steen.

Psalm 91:11-12

Het verhaal van Elia laat op prachtige wijze zien hoezeer liefdevolle zorg nodig is, wanneer wij op een dieptepunt komen. In de aanraking door Gods bode wordt Elia terug in beweging gezet. God stuurt soms mensen op onze wegen die zijn als engelen: die voor ons zorgen wanneer we het zelf niet kunnen; mensen die je moed inspreken: houd vol, sta op, ga weer op weg. Het kantelpunt in de crisis die Elia doormaakt, is de tussenkomst van een volhardende, maar zorgzame bode die hem voor een tweede keer roept. De weg die Elia gaat, moet verdergezet worden. Het profetisch geluid om recht en om waarheid mag niet verstommen. In de Elias, het oratorium van Mendelssohn Bartholdy over Elia, klinken er op dit moment in het verhaal de stemmen van drie engelen: ‘Heft uw ogen op naar de bergen, vanwaar hulp tot u komt. Uw hulp komt van de Heer die hemel en aarde geschapen heeft’ (Ps 121:1-2).

 

Een stem in de woestijn

Gesterkt door het voedsel gaat Elia weer op weg. Veertig dagen en veertig nachten reist hij door de woestijn, tot hij bij de berg Horeb komt en daar een grot binnengaat. Op die heilige plek, waar Mozes de tien woorden ontving, hervindt Elia zijn roeping en wordt hij op nieuwe wijze aangesproken. De berg Horeb is in de Bijbel een mystieke ruimte… een plaats waar mensen te midden van de woestheid van de natuur, de hoge steile rotsen en de onherbergzaamheid, Gods aanwezigheid hebben ervaren. Het weer kan onstuimig zijn in de bergen. Er is een harde wind om Elia heen, hij ziet vuur en voelt de aarde schudden. Maar pas als het geluid verstomt, kan Elia Gods stem verstaan in het zachte fluisteren van een briesje. Hier stuiten we op de bijzondere betekenis van het begrip ‘woestijn’. Het Hebreeuwse woord voor woestijn is mibar. Daarin klinkt ook het woord dābar mee, dat ‘woord’ betekent. In het Bijbelse denken is de woestijn een plaats zonder woorden (mibar = zonder woorden). De woestijn is een plaats van leegte, een plek om na te denken en te bezinnen. Een plek waar andere stemmen zwijgen en het geraas tot stilstand komt, zodat de stem van de Ander bij uitstek gehoord kan worden.

 

Zachte stilte

In de zachte, omhullende stilte, ervaart Elia Gods aanwezigheid. In het toelaten van die stilte, vind hij de kracht om opnieuw op weg te gaan. In de stilte die hem opnieuw op adem doet komen, breekt een nieuwe toekomst open. Met nieuwe ogen kan Elia kijken naar zijn roeping, en hij durft het weer aan om op weg te gaan, om op een nieuwe manier stem te zijn van de Eeuwige. Over de waarde van de stilte schreef Marinus van den Berg een mooi gedicht:

Gezegend de stilte

die mij op adem laat komen.

Gezegend de stilte

die mij rust schenkt.

Gezegend de stilte

die mijn wonden geneest.

Gezegend de stilte

die lawaai achter zich laat.

Gezegend de stiltegebieden.

Gezegend de oases van stilte.

Gezegend de stilte

die mij vol ontferming omarmt.

Gezegend de mensen die stil kunnen zijn.

Gezegend de woorden uit stilte geboren.

Gezegend de stilte die kracht geeft.

Gedicht voorgedragen op een gespreksavond

in de Elisabethparochie – Terneuzen

 

De weg is nog lang

Het verhaal van Elia mag ook ons bemoedigen. Deze lange tijd van corona heeft gevoeld als een woestijntijd, een tijd van leegte. Veel mensen zijn moe en uitgeblust: moe van het lange wachten, moe van steeds maar staren naar schermen, moe van het afstand houden. Toch heeft ook in deze tijd het woord geklonken. Misschien heb je de woorden van de Bijbel op een nieuwe manier gehoord, omdat het stiller was, omdat er minder moest. De tijd om op te staan is bijna aangebroken. Er komt weer een betere tijd aan, waarin fysieke diensten weer mogelijk zullen zijn. Maar ook voor ons is de weg nog lang: een tijd van opnieuw opbouwen en het zoeken naar gemeenschap staat voor de deur: niet terug naar het oude normaal, maar samen leren om met nieuwe ogen te kijken naar onze roeping om getuige te zijn van de stem van de Eeuwige, en er weer fris tegenaan gaan. Weer samen op weg, wat de toekomst ook brengen moge.

 

Ds. Jannica de Prenter

 

Beeld: Daniele da Volterra – wikipedia

arrow