Het protestantisme in België: 1200 woorden voor 500 jaar geschiedenis

“De Belgische protestanten zijn onbekend in eigen land, ofwel omdat ze genegeerd worden, ofwel omdat de mensen een totaal verkeerd beeld van hen hebben. Numeriek gezien staan ze erg zwak. Dit is een grote fout in de ogen van hen die om cijfers geven. En aangezien de vorming van de meeste van de huidige protestantse kerken van recente datum is, gebeurt het dikwijls dat zij wordt gezien als een verschijnsel dat vreemd is aan de eigenheid van het Belgische volk.” Het is met deze regels dat dominee Jean Meyhoffer rond 1920 een klein boekje uitbracht, bedoeld om het nationale karakter aan te tonen van het protestantisme, dat velen in die tijd beschouwden als “een geïmporteerd product”. Meyhoffer herinnerde eraan dat de Reformatie zich reeds in de 16e eeuw tot onze landen had uitgebreid als reactie op “steeds ernstiger vertekeningen in het christendom van Jezus en zijn apostelen”.

 

De grote beginselen van de Reformatie – het lezen van de Schrift als bron van een verdieping van de persoonlijke relatie tussen God en mens, redding door genade, en het priesterschap van alle gelovigen – vonden snel gehoor in onze provincies. Reeds in 1519 schreef Erasmus aan Luther dat hij aanhangers had in Antwerpen. Twintig jaar later verspreidde het calvinisme zich in ons land. Ondanks de gewelddadige reactie van de burgerlijke en religieuze machthebbers – in 1523 werden de eerste twee martelaren van de Reformatie levend verbrand in Brussel – vermenigvuldigden de protestantse gemeenschappen zich snel in Brabant, Henegouwen, Vlaanderen, het prinsbisdom Luik… Men schat dat in 1566 de protestanten, georganiseerd in synoden, ongeveer 20% van de bevolking van de Nederlanden uitmaakten! Proletariaat, bourgeoisie, lagere adel en zelfs de clerus: alle sociale klassen waren erbij betrokken.

 

Na 1566 leidde de versterking van de Spaanse macht tegen de calvinistische “sektariërs”, maar ook tegen de excessen van de beeldenstorm en het onafhankelijkheidsstreven van de plaatselijke adel, tot een militaire herovering die gepaard ging met een onbuigzame religieuze Contrareformatie. Op de vlucht voor slachtpartijen, de inquisitie en gedwongen bekeringen, emigreerden meer dan 200.000 protestanten uit de Zuidelijke Nederlanden en stichtten “Waalse” kerken in Duitsland, Nederland en Engeland. De vervolging van protestanten was zo onverbiddelijk dat bij het aanbreken van de 17e eeuw slechts een paar gemeenschappen bleven bestaan in Rongy, Horebeke, Hodimont-Verviers, Eupen…en dan slechts ondergronds. In 1715, toen de “Belgische” provincies bij het Oostenrijkse keizerrijk werden gevoegd, maakte een internationaal verdrag de vestiging van Nederlandse garnizoenen in verschillende vestingen mogelijk, en werden er gereformeerde kerken gesticht in Namen en Doornik. Maar al met al werd het protestantisme in de 17e en 18e eeuw bijna volledig uitgeroeid in België.

 

Onder het bewind van keizer Jozef II (1780-1790) werd een “tolerantie-edict” afgekondigd dat tot op zekere hoogte het recht van de protestanten erkende om hun godsdienst te belijden. Deze vrijheid van geweten en godsdienstoefening werd uitgebreid door de Franse Republiek, waarbij onze provincies in 1795 werden gevoegd. Bij de wet van 18 germinal jaar X (8 april 1802) werden de protestantse en katholieke eredienst op gelijke voet geplaatst. Het was de komst van een tijdperk van vrijheid na 250 jaar van onderdrukking!

 

Onder het Nederlandse bewind (1815-1830) vestigden protestanten zich in groten getale in onze provincies. Maar na de Belgische onafhankelijkheid, keerden velen terug naar Nederland en de protestantse bevolking van België daalde van 13.500 naar ongeveer 4.000. In 1839 waren er nog maar tien gemeenten over, waarvan de meeste leden vreemdelingen waren: Antwerpen, Brussel, Dalhem, Dour, Gent, Luik, Maria-Horebeke, Olne, Doornik en Verviers-Hodimont. Dat jaar stichtten zij een gemeenschappelijke koepel: de Bond der Protestantsevangelische Kerken van het Koninkrijk België. Op zijn verzoek werd de synode van deze Bond op 18 mei 1839 officieel ingesteld als de enige erkende autoriteit van alle protestantse Kerken in België.

 

In die tijd ontstond er in Europa een opleving van de Reformatie (het Réveil), die streefde naar de wedergeboorte van de mens door spirituele bekering. Deze beweging verspreidde zich naar België. In 1837 richtten een Engelsman, William Pascoe Tiddy, agent in België van het Britse Bijbelgenootschap, en enkele predikanten die actief waren in Doornik, Brussel, Gent… een nationaal zendingsgenootschap op, het “Belgisch Evangelisch Genootschap” (BEG). Ondanks de schaarse middelen en de virulente katholieke oppositie, kon het BEG rekenen op een zeker enthousiasme bij de arbeidersklasse en stichtte zij nieuwe protestantse gemeenschappen, voornamelijk in Wallonië. Tegen 1849 waren deze nieuwe gemeenten voldoende gegroeid voor het BEG om een kerkelijke organisatie op basis van het Presbyteriaanse principe aan te nemen. Vervolgens nam zij de titel Belgische Christelijke Zendingskerk (BCZ) aan. In 1911 groepeerde zij 42 gemeenschappen, die ongeveer 11.000 gelovigen vertegenwoordigden.

 

De BCZ was geïnspireerd door het calvinisme en sterk beïnvloed door Zwitserland, maar in België floreerden ook vele kerkgenootschappen die in de Angelsaksische landen waren ontstaan: de “Vergadering van Gelovigen” of darbisten, die reeds vanaf 1854 in België aanwezig waren, de Baptisten (1893), de Adventisten (1897), de heilssoldaten (1899)… De diversiteit van de in België aanwezige kerkgenootschappen nam toe tijdens het interbellum: het Methodisme nam in 1922 in België een hoge vlucht, op initiatief van de Episcopal Church South, gevestigd in Nashville. De Belgische Evangelische Zending, een werkgroep van fundamentalistische strekking die in 1919 werd opgericht door de Amerikaanse predikant Ralph Norton en zijn vrouw, stichtte talrijke gemeenten. De pinksterbeweging, met een charismatisch en eschatologisch karakter, is vanaf 1923 in België ontstaan. De groei van deze kerkgenootschappen was in de 20e eeuw sneller dan die van de calvinistisch-gereformeerde kerken.

 

Deze groeiende verscheidenheid van de protestantse familie vormde geen belemmering voor de interkerkelijke dialoog, op plaatselijk of nationaal niveau. Vanaf het begin van de 20e eeuw hebben de Gereformeerde Kerken (Unie, BCZ) en de Methodistenkerk gezamenlijke initiatieven genomen: oprichting van een vereniging voor de geschiedenis van het protestantisme (1904) en een vereniging voor zending in Afrika (1908), organisatie van godsdienstlessen in officiële scholen (1923), programmering van radio-uitzendingen (1931), coördinatie van zondagsscholen (1934), oprichting van het Belgisch Bijbelgenootschap (1946), financiële steun aan gemeenten voor de uitrusting van tempels en lokalen (1947), oprichting van een Faculteit voor Protestantse Theologie te Brussel (1950)…

 

De volgende stap was een structurele toenadering. In 1969 fuseerde de Evangelische Protestantse Kerk van België met de Methodistenconferentie tot de Protestantse Kerk van België. Eind 1978 fuseerden de Protestantse Kerk van België, de Gereformeerde Kerk van België (voorheen BCZ) en de Kring België van de Gereformeerde Kerken tot de Verenigde Protestantse Kerk in België of VPKB. Aan het eind van de fusie vertegenwoordigde de VPKB, met zo’n 35.000 tot 40.000 leden, een breed scala van stromingen, “van Bijbelse orthodoxie tot rationaliserend liberalisme”.

 

Het was echter slechts één van de twee belangrijke stromingen in het Belgische protestantisme. De meeste gemeenschappen van de evangelische beweging, die ongeveer 50.000 gelovigen tellen, hebben zich verenigd in twee platformen: de Evangelische Alliantie Vlaanderen en de Fédération évangélique francophone de Belgique.  In januari 2003 werd de vertegenwoordiging van het gehele Belgische protestantisme overgeheveld van de VPKB naar een nieuw orgaan, de Administratieve Raad van de Protestants-Evangelische Eredienst (ARPEE). Dit orgaan voor administratieve samenwerking is in januari 2003 met zijn werkzaamheden begonnen en is gelijkelijk samengesteld uit vertegenwoordigers van de twee takken van de protestantse eredienst: de VPKB en de Federale Synode van Evangelische Kerken. Zoals wij weten is de erkenning van de ander de eerste voorwaarde voor een vruchtbare dialoog. De geschiedenis van deze dialoog moet nog worden geschreven.

 

Buiten de kerkelijke structuren toont de geschiedenis van de Belgische protestanten aan dat hun zo zwaarbevochten strijd voor gewetensvrijheid hen er vaak toe heeft gebracht vooruitstrevende posities in te nemen in tal van maatschappelijke debatten. We noemen onder meer de rol van leken in de kerken, het belang van onderwijs, de plaats van de vrouw in de samenleving, de verdediging van gewetensbezwaarden, de strijd tegen sociale onrechtvaardigheid, de strijd tegen antisemitisme en rassenscheiding van welke aard ook, de opvang van migranten, enz.

 

Annette Hendrick, Jean-Louis Moreau, Marie Meyer

Archivarissen van de VPKB

Beeld : ©archieven van de VPKB

arrow