Een nieuwe lofzang heffen we aan
zo wil het God de Here.
Wij zingen wat Hij heeft gedaan,
zijn grote naam ter ere.
Te Brussel in Zuid-Nederland
heeft aan twee jongelingen
de Heer getoond zijn wond’re hand,
die met zijn zegeningen
Hij rijkelijk versierde.
Johannes, rijk aan Gods gena,
bezat zijn naam met ere.
Zijn broeder Hendrik volgde na
het lijden van zijn Here.
Van d’aarde scheidend hebben zij
de hemelkroon verworven.
zijn als Gods kinderen vroom en blij
voor ‘s Heren woord gestorven
en martelaars geworden.
De vijand vat hen aan en tracht,
door lang hen te bedreigen.
tot loochnen van Gods woord en macht
hen listig te verleiden.
Het Leuvense sofistenstel
staat vruchteloos te razen;
tezamen tot dit duivels spel
maakt hen de Geest tot dwazen.
Zij konden hen niet winnen.
Martin Luther
Eerste coupletten van Luthers eerste hymne
Vertaling P. Boendermaker (in Akerboom)