Het mysterie van het geheugen… Als ik het woord “hoop” in gedachten opzeg, denk ik daarbij aan twee totaal verschillende literaire verwijzingen. De eerste is de vreselijke waarschuwing die in zwarte letters boven de poort staat die leidt naar Dante’s Inferno: “Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt”[1]. De tweede is een tekst van Charles Péguy [2]: “Wat mij verbaast, zegt God, is de hoop. Daar ben ik echt ondersteboven van. Hoop is een klein meisje van niets, een prutske. Wie is er vorig jaar op kerstdag geboren?”[3]
Tegenstrijdig? Niet zozeer… het is meer een soort bakens vinden. Al te vaak verwarren we “vertrouwen op” met hoop of optimisme! Hoop is gebaseerd op een reële mogelijkheid, iets dat redelijkerwijs zou kunnen gebeuren: ik hoop dat het morgen mooi weer is, dat mijn dochter haar examens haalt, dat op een dag de pandemie zal verdwenen zijn. Men kan zelfs hopen de loterij te winnen. Zoals de slogan zegt: “omdat het kan!” Optimisme daarentegen is die grotendeels erfelijke aanleg die ertoe leidt dat een individu bij voorkeur de positieve aspecten van de dingen des levens in ogenschouw neemt. Ook dit is gebaseerd op gemeenschappelijke ervaringen: regen stopt altijd met vallen, studenten maken hun studies af en pandemieën sterven uit.
Maar vertrouwen op… Herinnert u zich de jaren ’60? Wanneer de “vijand in het Oosten” was, de Berlijnse Muur en de goelags deel uitmaakten van de politieke realiteit. Het beste wat we konden doen was wantoestanden aan de kaak stellen, ervoor waarschuwen en dissidente schrijvers als Solzjenitsyn steunen. En toen, op een nacht in november 1989, gebeurde het ondenkbare, viel de muur en het trotse Sovjetimperium, dat voor de eeuwigheid bestemd leek, stortte ineen als een kaartenhuisje. Een wonder? Ja, als we bereid zijn om, naast de politieke invloeden die de gebeurtenis mogelijk hebben gemaakt, de buitengewone kracht van het volledig onzichtbare in overweging te nemen: het hardnekkige en onbuigzame vertrouwen op dat in leven werd gehouden door miljoenen mannen en vrouwen die werden onderdrukt, gevangengezet en gemuilkorfd. Hoewel zij volledig onderworpen waren, durfden ze het ondenkbare te denken; en zo de rede tarten. Want was het eigenlijk niet onzinnig? Om eraan vast te houden dat vrijheid mogelijk is wanneer men in een gevangenis leeft, om kinderen te maken wanneer de stralende toekomst wordt gereduceerd tot een betonnen muur, om te zingen onder het geluid van stampende laarzen. Dat is vertrouwen op: vastberaden en hardnekkig vasthouden aan iets wat eigenlijk onredelijk en fragiel is.
Het vertrouwen op wordt zichtbaar wanneer er redelijkerwijs niets is om op te hopen; wanneer alles verloren lijkt, wanneer wij er geen vat op lijken te hebben, wanneer het onmogelijk lijkt om iets te veranderen. Wie van ons valt soms niet ten prooi aan fatalistische gedachten? Wanneer een alcoholische ouder voor de zoveelste keer terugvalt, wanneer een kind zich slecht blijft gedragen en onverbeterlijk lijkt, wanneer de ouderdom toekomstprojecten in de weg staan… Welke innerlijke kracht is dan nodig om de stroom aan negatieve gedachten stoppen – een overtuiging die zo krachtig is als zijn kwaadaardige dubbelganger, Dante’s vloek, de wanhoop. Alleen kinderen – en zij die het kind zijn nooit helemaal hebben opgegeven – zijn in staat om ondanks alles te geloven: ondanks het voor de hand liggende, ondanks de rede, ondanks wijze raadgevingen. Weten ze waar ze op vertrouwen? Zelfs dat niet. Zij putten kracht uit de overtuiging dat niets het leven definitief kan stoppen. En het maakt niet uit hoelang het ook duurt of op welke manier het komt: zij die vertrouwen hebben, hoewel zij noch van twijfels noch van ontmoedigingen gespaard blijven, zien een lichtpuntje in het allerkleinste, en als genoeg van hen dit licht, deze vlam in hun hart durven dragen, gebeurt het soms – maar niemand weet wanneer – dat zelfs het onverwachte werkelijkheid wordt.
Vertrouwen op is zoals het geloof. Een blind geloof, zonder steun of reden. Blootgesteld aan spot en twijfel. En geloof is wat we vandaag nodig hebben! Durven hopen op een ander leven dan het leven dat ons door middel van logaritmen en advertenties wordt aangepraat, op een kaal, geplunderd en bedreigd land. We hebben geloof nodig om te kunnen zeggen dat solidariteit en vriendschap beter zijn dan concurrentie en macht. Maar dit is niets nieuws. Misschien is vertrouwen op altijd al zoals een klein meisje geweest. Dat is wat de mensen in leven heeft gehouden, “wat iedereen drijft. En meesleept. Want men werkt nooit alleen voor de kinderen” (Péguy). De viering van Kerst, op de winterzonnewende (dat moment waarop de dagen langer worden!), voorbij de herinnering aan een kind dat 2000 jaar geleden werd geboren, het wonder van het vertrouwen op: het geloven, in het hart van een verloren wereld, dat de redding ligt in een weerloos kind. Dit wil met andere woorden zeggen dat het leven verlossing biedt.
En als het in deze onzekere tijden waarin we leven belangrijker is dan ooit om elkaar het goede te wensen, dan uit ik hier de enige wens die mij mogelijk lijkt: moge het vertrouwen op Kerst zachtjes ontkiemen, dagelijks, in onze harten – vooral wanneer we zwaarmoedig zijn. Mogen we onze hand reiken aan het kleine meisje dat “ziet wat nog niet is en wat nog zal zijn”. (Zij) houdt van wat nog niet is en wat nog zal zijn. In de toekomst van tijd en eeuwigheid”. Zij alleen durft de poorten van de hel te trotseren omdat ze er zeker van is dat er achter haar niemand is.
Myriam TONUS
[1] Lasciate ogni speranza, voi ch’intrate; Dante, Divina Commedia, Inferno, canto 3
[2] Franse schrijver. https://nl.wikipedia.org/wiki/Charles_P%C3%A9guy
[3] Uit de tekst “Het portaal van het mysterie van de tweede deugd.” (Le porche du mystère de la deuxième vertu) https://dick.wursten.be/peguy_esperance.htm
Beeld: pixabay