Als werkgroep MiSaG maken wij eens in de drie maanden zo’n uitnodiging om door te denken. We linken dat aan een belangrijke wereldwijde dag. In maart was dat de internationale dag rond racisme, in juni was het wereldvluchtelingendag, in september was onze bijdrage tot het doordenken van onze kerk gelinkt aan de (katholieke) wereldmigrantendag. In december staat het DOORDENKERtje in het thema van opnieuw een migrantendag: International Migrants’ Day op 18 december. Deze dag is ruim dertig jaar geleden door de Verenigde Naties in het leven geroepen. Op deze datum in het jaar 1990 werd in de Verenigde Naties de Internationale Conventie voor de Bescherming van de Rechten van Arbeidsmigranten en hun gezin aangenomen.
In dit DOORDENKERtje vindt u allereerst een interview met Hamida Chikhi en Annemarie Haverkorn, beide actief in de Foyer / Dar Al Amal in Brussel. Hierop volgend geeft ds Ina Koeman een reflectie op het geven van namen. Wie benoemt wie en wat heeft dit voor gevolgen?
We hopen u op deze manier genoeg stof te geven om door te denken over Migratie, Samenleven en Geloven.
Hartelijke groet van de werkgroep MiSaG:
Ina Koeman, Tetty Rooze, Rob van Drimmelen, Marieke den Hartog, Marc Loos, Lianne de Oude, Heleen Ransijn.
Als je mensen niet menswaardig behandelt,
creëer je voor de toekomst problemen…
Het is een mooie zonnige dag. Het prachtige huis van Annemarie Haverkorn heet ons al op de stoep van harte welkom. Annemarie is een vriendin sinds vele jaren. Vandaag gaan we haar en Hamida Chikhi interviewen over hun engagement in het migratiewerkveld en hun werk in
de Foyer / Dar Al Amal. Dit ‘Huis van de Hoop’dat voor alle betrokken vrouwen zoveel betekent en betekend heefd.
Annemarie werd in 1969 door het verhaal van de oprichter van de Foyer in Brussel (Pol Steels) zó geraakt, dat ze de jongeren van de kerk niet langer ging begeleiden – zoals ze toen al een aantal jaren gedaan had – maar samen met die jongeren vrijwilligerswerk in de Foyer ging doen. Een huis vol activiteiten en aandacht voor kinderen-die-op-straat-zwierven en die in die jaren nog ‘gastarbeiderskinderen’ genoemd werden. Het huis stroomde helemaal vol.
Al gauw werd er een andere ruimte gezocht en zelfs gekocht. De Foyer is nog altijd op hetzelfde adres en is ook nu nog vol met jongeren. In het begin waren het vooral jongens met Marokkaanse roots, die door gezinshereniging met hun vaders eind zestiger en begin zeventiger jaren hier naartoe kwamen. Zo van het platteland geplukt en zonder de ‘groot-familie’ neergegooid op de grootstedelijke straten. De moeders van de jongeren ontkwamen niet aan de heldere blik van Annemarie en in 1979 stichtte ze samen met de vrouwen het ‘Huis van de Hoop’, Dar Al Amal.
“We werkten vanuit het verhaal van de vrouwen”, zegt ze stralend, “zo hebben we het altijd gedaan. Bij de start deden we vooral activiteiten, die dichtbij het ‘geleefde leven’ lagen, zoals naaien en koken. Onze grootkeuken is wereldberoemd in Brussel. We koken nog steeds. Ook Nederlands of Frans als taal – we leven in Brussel – staat al jaren op ons programma.
Van het begin af aan hebben we samen regels ingesteld, zoals bv: ‘geen kritiek op andere vrouwen hebben’…zo blijft het huis voor iedereen open! Het goeie daarvan is, dat ook ‘de nieuwkomers van nu’ zich daarom ook heel welkom weten.”
De ervaring is na al die jaren dat vrouwen zich veilig voelen in het ‘Huis van de Hoop’, zo veilig dat er ook op ander aanbod kan worden ingegaan. Dat varieert tegenwoordig van yoga tot breien, zwemmen en fietsen, opvoedingsthema’s, computer-en smartphonegebruik en nog zoveel meer… Om niet ‘wij/zij’ te denken blijft de grote uitdaging.
“Eerlijk gezegd”, zegt Annemarie, “dacht ik altijd dat ons huis na verloop van tijd zijn tijd wel zou hebben gehad, in de zeventiger en begin tachtiger jaren dachten velen met mij dat de immigratie wel zou uitsterven als alle vaders met hun gezin verenigd zouden zijn. De dominee van Boechout, Anton Koeman, zei in 1976 al dat migratie het grote thema van de toekomst zou worden voor Europa. Hij heeft gelijk gehad, er zijn steeds meer mensen, die omwille van verschillende oorzaken hun land en familie moeten verlaten. Dus Dar Al Amal en al die andere werkingen, die vroeger werden opgericht om ‘gastarbeiders en hun gezinnen’ verder te helpen, hebben nu nog steeds hun functie. Als ze tenminste meegroeien met nieuwe tijden.
Ik ben wel heel blij dat wij van het begin af aan al werken aan ‘zelfredzaamheid’. Wij hebben vrouwen nooit afhankelijk willen maken van de werking. Er zijn er echter velen gebleven en veel nieuwe gekomen, juist omdat het respect voor ieders gaven en kracht van binnenuit wordt ervaren.”
Ondertussen is Hamida binnengekomen, even welkom en even stralend! De twee vriendinnen kennen elkaar al sinds 1986, toen Hamida in de Foyer kwam werken. Omdat ze samen op pad werden gestuurd om een probleem in ‘de Limburg’ op te lossen, leerden ze elkaars visie over ‘wat eigenlijk problemen kunnen zijn’ al heel snel kennen. Hamida is verpleegkundige van opleiding en heeft haar deskundigheid altijd kunnen inzetten voor haar werk in de Foyer. Haar eerste opdracht was om Arabische les voor de kinderen en de jongeren te organiseren vanuit de visie dat de kennis van en over de eigen taal kon helpen om een nieuwe taal je eigen te maken.
“Dat was een goed idee natuurlijk”, zegt ze grinnikend, “maar helaas was Arabisch helemaal niét de eigen taal van onze jongeren, die spraken van huis uit en onder elkaar een Berberse taal. Helaas kon ik hen die taal niet onderwijzen, dus het project waarvoor ik was aangenomen, werd snel opgedoekt. Daarna heb ik lange tijd op de juridische dienst gewerkt, om van daaruit op het kabinet van Paula D’Hondt te gaan werken. Ik mocht het luik rond gezondheidszorg ontwikkelen.
Nu ben ik al jarenlang coördinator van de dienst interculturele bemiddeling in de gezondheidszorg. En ook al zijn de opdrachten daarvoor vanwege de overheid allang veranderd, ik ben nog altijd bezig om vrouwen op te leiden om ‘de boodschap van gezondheidswerkers over te brengen en de antwoorden van de patiënten te vertalen en te kaderen’. We hebben ondertussen al zeker zestig vrouwen opgeleid. Hun cursus duurt drie jaar en leidt tot een getuigschrift. Het is schitterend emancipatorisch werk en de positiviteit straalt ervan af.”
Terwijl Hamida dit alles (en nog veel meer) vertelt, straalt die positiviteit ook af van hen beiden. Ze zijn fier op elkaar en de werking, waarvan ze deel uitmaken. Solidariteit staat hoog in het vaandel; en zo beleven ze dat ook. “Solidariteit betekent dat we opkomen voor de mensen, maar die zien we niet als slachtoffers: ze moeten zelf stappen zetten”, zegt Hamida, “we ondersteunen en helpen hen als het nodig is, maar we kunnen ook loslaten als ze het zelf kunnen doen. Ik vind mijn belangrijkste taak om aan mensen te leren hoe de samenlevinghier in mekaar zit. Als je bijvoorbeeld naar vluchtelingen kijkt, dan is het heel belangrijk dat je hen niet verbiedt om te werken als ze nog in hun procedure zitten, want juist dan worden ze afhankelijk. En dat is voor niemand fijn. Zeker niet voor henzelf.”
“Als je mensen niet menswaardig behandelt, creëer je voor de toekomst problemen. Er is niets zo belangrijk in het werken rond diversiteit, als aandacht voor de gelijkwaardigheid van mensen. Dat staat voorop”.
“Waarom heb jij eigenlijk gekozen voor het (vrijwilligers)werk in De Foyer/Dar Al Amal, Annemarie?”, vragen wij.
“Ik had zelf de ervaring van ‘aankomen in een vreemd land’, ik kwam juist getrouwd uit Nederland. Ik begreep de taal niet (ofwel Brussels dialect ofwel een onverstaanbaar Nederlands of Frans), noch de papieren die we moesten invullen. Ik was eigenlijk heel blij dat ik door mensen van de kerk op sleeptouw werd genomen. Ik kwam zo in een gemeenschap terecht en we voelden ons niet meer helemaal alleen in een vreemd land. Tja en toen ik hier een jaar of zeven was, hoorde ik over De Foyer en over de positie van de ‘gastarbeiders(gezinnen)’. Veel kinderen waren ondervoed, leefden in slechte woningen en hadden allerlei ziektes. Ik dacht toen gewoon dat God wou dat ik aan die kinderen aandacht gaf (als geprivilegieerde). En dat heb ik gedaan. Dus eigenlijk ‘gewoon gedaan’.
Mijn geloof was al een stuk gevormd door op de jeugdkampen van de protestanten elke avond het ‘Bijbelse ankerwoord’, mee voor te bereiden. Pol Steels, de oprichter van De Foyer was diepgelovig, we hadden elke avond de ‘avondgebeden’, wat ons als vrijwilligers ook verder vormde”.
Hamida antwoordt op dezelfde vraag, dat haar geloof door de ontmoeting met ‘andersgelovigen’, niet echt veranderd is. “Ik heb het christelijke geloof nooit als bedreigend ervaren, integendeel. Precies het telkens opnieuw moeten nadenken over mijn geloof in confrontatie met anderen, heeft mij als moslima gesterkt in mijn geloof”. Annemarie bevestigt dat van harte: “Ik ben door dit alles sterker geworden in mijn geloof. God is de God van alle mensen en Jezus gaf ons allen de vrijheid. Daarom kan ik in vrijheid en vreugde met allerlei verschillende mensen samenwerken…dat heb ik mijn leven lang ervaren als een groot goed”.
We lezen samen het bord dat aan haar muur hangt (van doopsgezinde signatuur – want zo is Annemarie opgevoed):
Dopen wat mondig is,
spreken wat bondig is,
vrij in het christelijk geloven
daden gaan woorden te boven!
Hoewel we uren hebben gesproken met elkaar, en er dus niet echt sprake was van bondigheid, concluderen we wel dat dit ‘eigenwijze bordje’ de spijker op de kop slaat.
Hamida en Annemarie zijn grote voorbeelden van ‘daden, die woorden te boven gaan’.
Ontzettend bedankt, lieve vrouwen, door jullie hebben we weer heel goed gezien wat een ‘Huis van de Hoop’ kan betekenen.
Tetty Rooze
Ina Koeman
oktober 2022
Meer weten…
- Als u meer wilt weten over de (huidige) werking van De Foyer en Dar Al Amal in Brussel, kunt u de website foyer.be bezoeken… Een prachtig overzicht dat uitnodigt.
- Er is in de Werkhuizenstraat, de straat waar De Foyer zich bevindt, een prachtig ‘museum van de migratie’. Het wordt vooral door scholen bezocht, maar wie weet kunt u een groepje samenstellen om samen te gaan kijken wat dit museum vertellen wil.
- Als u graag leest, probeer dan zeker de roman van Rodaan Al Galidi eens te pakken te krijgen. ‘Hoe ik talent voor het leven kreeg’ helpt om inzicht te krijgen in je eigen referentiekader en de vooroordelen, die daaruit voortkomen.
Een eindejaarsgeschenk?
Indien u nog op zoek bent naar een origineel eindejaarscadeau kunt u misschien kiezen voor de kalender van Orbit (onze partnerorganisatie): Iedereen feest – 2023. Die kost 12,50€ en is te bestellen via www.orbitvzw.be … Wie weet wie u er blij mee maakt!
Dit zijn de namen…
“God is de God van alle mensen. Door Jezus zijn we vrij”. Zo ongeveer zegt Annemarie het in het interview. Vanuit die vrijheid heeft ze er haar levenswerk van gemaakt om samen met bijvoorbeeld Hamida kinderen en hun moeders /ouders een naam te geven. Van ‘die-rotjongens-op-straat’ werden zij Ahmed, Abdullah of Mohamed…terwijl hun moeders niet langer ‘onderdrukte-vrouwen-die-altijd-binnen-moeten-blijven’ waren maar Fatima, Naima of Farida werden, vertrouwend op hun eigen kracht.
Natuurlijk zijn de twee tussen enkele aanhalingstekens staande aanduidingen van mensen gebaseerd op vooroordelen. Hiermee zijn de meeste mensen behept zonder het zichzelf bewust te zijn.
Mijn eigen bewustwordingsproces in deze is een levenslange zoektocht. Ik moet me daarbij altijd laten helpen door Ahmeds of Hamidas… Dat maakt vrij. Dat helpt ook om mijn eigen referentiekader onder ogen te zien en over mijn eigen muren te kijken. Ik lever mijn positie van de benoemende (die altijd de macht heeft) in om met de benoemde (die niet de macht heeft) in een andere relatie te treden. Niet meer vanuit de positie van de meerdere /machtige maar vanuit de positie van de gelijkwaardige. Gelijkwaardigheid maakt onze relatie tot een sterke, wederzijdse relatie.
Als mens ben ik al sinds de schepping geroepen om namen te geven. Om in relatie te treden met andere schepselen…mensen, dieren, planten…De aarde zelf. Daar waar mensen hun naam krijgen groeit er relatie en waar een relatie groeit in respect en liefde sta je niet langer tegenover elkaar, maar word je elkaars bondgenoot. Dit bondgenootschap toonden Annemarie en Hamida op die mooie vrijdag in oktober… Vertellend over hun ‘Huis van de Hoop’ flakkerde de hoop die in mij leeft weer op: dat God de God van alle mensen is en ons vrijmaakt. Vrij om elkaars namen te kennen. Vrij om ‘jij-en-ik’ te worden. Vrij om samen te leven in respect en liefde en vrij om voor zo’n samenleven op te komen tegen alle naamafpakkerij en vooroordelen in.
Ik citeer graag een gedicht van Huub Oosterhuis, dat we vonden in ‘De Stem’
(Blad van de Protestantse Kerk en van de Gereformeerde Kerken in België – 28 mei 1976 – themanummer over kinderwerking, waarin de Foyer uitgebreid aan de orde komt)
Ergens komt een kind vandaan,
van ver, van buiten, zonder naam: het is nog niemand, spreekt geen woord, heeft van de dood nog niet gehoord, het huilt nog van geboortepijn en weet niet wie het ooit zal zijn.
Dan roepen mensen: jij, jij, jij woon hier bij ons, woon hier bij mij de wereld wordt een huis voor jou, en liefde maakt een mens van jou.
Dan geven wij elkaar een naam: iemand, niemand, kind van mensen ben jij voortaan. |
Ergens moet een mens toch heen
hij gaat zijn eigen weg, alleen en zoekt of in de wildernis een bron van levend water is, en luistert of een woord bestaat waarin zijn toekomst opengaat.
Dan roepen mensen: jij, jij, jij woon hier bij ons, woon hier bij mij, het water is een bron voor jou de toekomst heeft een woord voor jou.
Dan vindt een mens zijn eigen naam: iemand, niemand, dorst en water kind van mensen ben jij voortaan. |
ds Ina Koeman