Martha’s Labyrint
Een uitzonderlijke vrouwengeschiedenis
1938-1944
De herfst is het seizoen van de grote Joodse feesten en bezinningsdagen– van Rosj hasjana (het joodse nieuwjaar) tot en met het einde van Soekot (het Loofhuttenfeest). Chanoeka kan gezien worden als het eindpunt daarvan. Na de herfst worden de dagen korter en nu in de winter ligt de natuur zo goed als stil en in deze donkere dagen van het jaar en steken wij de kaarsen aan tijdens Chanoeka.
Chanoeka is het ‘jongste’ Joodse feest, en dateert uit de tijd van het Hellenisme (het rijk van Alexander de Grote). Bijna 2.200 jaar geleden, in 168 voor de Christelijke jaartelling, is Antiochus IV aan de macht en hij wil de joodse eredienst in de tempel van Jeruzalem verbieden en in de plaats daarvan de Griekse oppergod Zeus aanbidden. Maar een opstand van de Makkabeeën verhindert dat. Daarna moeten de joden natuurlijk hun tempel reinigen en terug inwijden. (De term voor ‘inwijding’ in het Hebreeuws is chanoeka. Een chanoekat bait is een housewarming party). Maar dat zou 8 dagen moeten duren en er is eigenlijk maar net genoeg koosjere olie voor één dag. En toch blijft de lamp gedurende acht dagen branden, een groot wonder. (Nes gadol haia sham). Wanneer wij dus gedurende de acht dagen van Chanoeka kaarsjes branden, elke dag één meer, is het om dit grote wonder te herdenken en dat ook aan de buitenwereld te tonen. Als je deze week na zonsondergang in de Joodse wijken van Antwerpen rondwandelt, zie je aan de vensters van alle Joodse huizen de kaarsjes branden en dat is best wel indrukwekkend. Het Hellenisme wilde de Joodse eredienst afschaffen, dat lukte niet en dat herdenken wij, ook nu nog meer dan 2.000 jaar later.
Maar in de loop van de meer dan 2.000 volgende jaren waren er helaas nog heel veel voorbeelden van pogingen om voor eens en altijd komaf te maken met de joden.
Zo bijvoorbeeld 80 jaar geleden. Toen begonnen de nazi’s de joden in Europa systematisch te vermoorden. Ook hier in Gent, waar ook toen een Joodse gemeenschap bestond. Om dit te herdenken, is er in onze stad een monument (in de Lindelei, naast de Coupure) dat de vorm van een dreidel (een sevivon heeft – een tol – één van de typische zaken die horen bij Chanoeka). Net zoals je bij een spel met een tol geluk moet hebben, moest je toen ook in Gent vooral heel veel geluk hebben als jood. Elk jaar is er in het begin van november aan dat monument een herdenking (in samenwerking met het Vredeshuis van de Stad Gent). Daar worden de namen van de ongelukkigen voorgelezen, maar veel meer dan hun naam zullen wij over hen helaas nooit meer te weten te komen.
Maar dit jaar verscheen dit boek en daarin krijgen we het verhaal van Martha Geiringer, een joodse biologe uit Wenen. Wanneer Hitler in maart 1938 Oostenrijk binnenvalt, worden de Weense joden onmiddellijk heel gewelddadig aangepakt. Net zoals vele andere Oostenrijkse joden besluiten Martha Geiringer en haar zus Gertrude om met de trein via Nederland naar Engeland te vluchten. Hun broer Alfred was daar namelijk al. Hij was een journalist die ook correspondent van het Britse persagentschap Reuter in Wenen was. Hij vluchtte naar Londen in de koffer van de auto van een collega. Martha en Gertrude nemen in de Zwitserse hoofdstad Bern te trein en willen via Nederland verder reizen naar Londen. Maar de Nederlandse grens blijft potdicht voor joodse vluchtelingen en zo komen ze per ongeluk in Antwerpen terecht. Door toedoen van de toenmalige Antwerpse burgemeester Camille Huysmans worden ze tijdelijk opgevangen in het Antwerpse YWCA (= Young Women’s christian Association), een protestantse organisatie die ook in België op heel wat plaatsen een afdeling had. Dan komt daar een Gentse dame op bezoek – dokter in de geneeskunde Yvonne Fontaine wet wie Martha kennis maakt. Camille Huysmans doet nog meer voor Martha. Als voorzitter van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordiging (nu het federale parlement) schrijft hij in een brief aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken dat hij zichzelf garant stelt voor ‘de onkreukbaarheid van deze jonge dame, die van niemand het werk ontneemt – ‘Je me porte garant de la parfaite honorabilité de cette jeune femme, qui ne prend le pain de personne’. Door toedoen van een Gentse professor kan Martha in zijn laboratorium in de Gentse universiteit aan de slag als hulpkracht. Zo belandt Martha Geiringer in Gent en natuurlijk komt ze daar weer in contact met dokter Yvonne Fontaine. Die is namelijk ook actief in de Gentse Foyer van de YWCA, die geleid wordt vanuit de protestantse kerk in de Brabantdam, waar op dat moment meneer Pichal dominee is. Mevrouw Pichal, Anne Verrey, is afkomstig uit Lausanne en is voorzitster van de Union Chrétienne féminine, een organisatie die ook hulp biedt aan joodse vluchtelingen. Dominee Pichal is dan weer eveneens verbonden met de Gaspard de Coligny school waar joodse kinderen werden ondergedoken. De familie Pichal was dus actief betrokken bij de hulp aan de joden, ook hier in Gent. Maar na de oorlog was daar weinig belangstelling voor. Het gewone leven moest weer op gang komen en dat slorpte alle aandacht op. Ook het joodse leven in Gent kwam opnieuw van de grond en dus ook de joodse feesten. Daarvoor kon de Joodse gemeenschap meestal terecht in de patisserie Bloch in de Veldstraat. Maar die sloot definitief haar deuren in 2008, nu 15 jaar geleden. Sindsdien viert de joodse gemeenschap van Gent heel wat van de feesten in deze zaal, de die onlangs helemaal gerenoveerd werd. Hier hingen altijd de schilderijen van dominee Pichal en zijn vrouw en die hangen hier nu nog. Wij hebben in het verleden altijd voor onze feesten deze schilderijen opzij gelegd. Dank zij dit boek hebben wij de familie Pichal leren kennen. Wij weten nu dat zij zich actief ingezet hebben om hulp te bieden aan de joden tijdens de tweede wereldoorlog.
In de Talmoed valt te lezen: ‘wie één mens doodt, doodt de hele mensheid, wie één mens redt, redt de hele mensheid. Zij hebben joodse mensen geholpen, waarvoor ze persoonlijk grote risico’s namen. Wij zullen hun foto’s in de toekomst nooit meer weghalen, in tegendeel zij behoren tot de ‘Rechtvaardigen’ en dat mag nooit meer vergeten wordt. Zij zijn voor altijd op onze feesten onze eregasten.
En mocht je denken dat er op dit moment geen problemen meer zijn voor de joden in dit land, dan heb je het verkeerd voor. Opnieuw worden bepaalde aspecten van de eredienst in vraag gesteld, wat 2.200 jaar ook al het geval was in de tijd van het Hellenisme. Al een paar jaren geleden, is de koosjere slacht in Vlaanderen en Wallonië verboden. In het Vlaamse parlement gebeurde dit zelfs zonder enige discussie.
De Antwerpse rabbijn Kornfeld had namelijk een tekst opgestuurd naar alle leden van het Vlaamse parlement met de argumentatie dat bij de onverdoofde joodse slacht er altijd op gelet wordt dat het dier niet afziet. De joodse slagers hebben een jarenlange opleiding doorlopen en alle details worden bij elke slacht nagegaan. Ik ben daar goed van op de hoogte want ik heb de tekst van rabbijn Kornfeld nagelezen op taalkundig vlak. Maar op het laatste werd net voor het parlementair reces, dit item op de agenda vooruit geschoven. De brieven van de rabbijn kwamen pas op de dag zelf bij de parlementsleden aan. Er werd gewoon gestemd, zonder debat hierover.
Alleen in het Brusselse parlement is hier een ernstig debat over gebeurd. Het voorstel tot verbod werd er (met een kleine meerderheid) verworpen. Momenteel duiken stemmen op om ook de brit mila (de besnijdenis van joodse jongetjes een week na de geboorte) te verbieden. Ook nu heeft de joodse gemeenschap behoefte aan bondgenoten om de vrijheid van eredienst die hier sinds het ontstaan van België altijd bestond, te verdedigen. Het gaat hier namelijk over inbreuken op de godsdienstvrijheid, een recht dat nochtans sinds het ontstaan van België in onze grondwet gebeiteld is.
Lieve Schacht
Chanoeka 18/12/2022