Pretentieloze helden. De ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’

Onder de vele schatten van het Willems-Boudin Archief bevindt zich een foto. De foto toont een groep van tien kinderen – vijf jongens, vijf meisjes – voor “Le Foyer des Enfants”, een protestants weeshuis. Het bijschrift bij de foto vermeldt dat het Joodse kinderen zijn… Dit was 80 jaar geleden, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog.

 

Le Foyer is gevestigd in de Beeckmanstraat te Ukkel. Het werd opgericht door de Methodistische Kerk in België en geleid door Christine Kerremans. Tijdens het debacle van mei 1940 bleven, ondanks de algemene paniek, “de dappere directrice en haar trouwe medewerkers op hun post”. Sterker nog, de Foyer “opende zijn deuren op grotere schaal en verwelkomde, naast de kinderen, enkele moeders die hun plaats hadden verloren en enkele van onze oudgedienden die geen onderdak meer hadden”. Tussen juni 1940 en juni 1941 werden 56 kinderen opgevangen, waaronder enkele Joodse.

 

 

 

Maar de ontelbare moeilijkheden waarmee de directrice werd geconfronteerd (met name om de voedselvoorziening van de kinderen te verzekeren) putten haar uit. In september 1942 droeg zij het beheer van het tehuis over aan het echtpaar Antoon en Rosa Visser. Het was een comeback voor hen: ze waren in 1923-1924 opvoeders geweest in de Foyer in de Coghenlaan en het was daar dat ze elkaar ontmoetten.

 

In oktober 1942 vroeg de Vereeniging van Joden in België[1] (VJB) het echtpaar Visser drie zeer jonge kinderen op te nemen die aan de arrestatie van hun ouders waren ontsnapt. Vanaf dat moment bracht Ida Sterno (bekend als “juffrouw Jeanne”), lid van het Joodsch Verdedigingscomiteit[2], regelmatig Joodse kinderen naar de Foyer. De meesten zijn slechts op doorreis, terwijl ze een permanente verblijfplaats zoeken. Sommigen worden echter permanent toegelaten. De financiering van hun verblijf wordt verzekerd door het Brussels Joods Comité. Het aantal kinderen in de Foyer steeg van 25 naar ongeveer 40. In totaal zouden ongeveer 80 Joodse kinderen door de Kinderfoyer zijn gegaan.

De aanwezigheid van deze kinderen, die door de bezetter werden gezocht, zorgde voor talloze logistieke uitdagingen. Gelukkig konden de Vissers rekenen op de leden van de raad van bestuur van het tehuis: de predikanten William Thomas, Karel Blommaert en Maurice Geva, zuster Hélène Mattelé, voormalig directeur van het tehuis, en Henri Haller, secretaris. Ze zijn allemaal op de hoogte van de geheime activiteiten van de Foyer. Met een zekere luchthartigheid (vreesden zij niet dat dit document in beslag kon worden genomen?) staat in de notulen van 11 mei 1943 dat er “drie nieuwe Joodse kinderen zijn opgenomen”. Van tijd tot tijd worden de uit de situatie voortvloeiende problemen tijdens vergaderingen besproken. Vooral moest worden voorkomen dat de Joodse kinderen in contact kwamen met mensen buiten de instelling. Ze gingen niet naar school, maar kregen privélessen. In april 1943 werd ook besloten de toegangspoorten met stalen platen te bekleden om “elke ongewenste communicatie van de kinderen met passanten” te voorkomen. Deze elementaire beschermingsmaatregelen stelden de Vissers uiteindelijk in staat hun clandestiene activiteiten voort te zetten tot aan de bevrijding.

 

In 1965 eerde het Yad Vashem Holocaust Remembrance Institute Antoon en Julia Visser met de titel ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’. Dit is een eerbetoon dat slechts weinigen te beurt valt: om als Rechtvaardig te worden beschouwd, moet men meer doen dan sympathie tonen voor verstoten Joden, meer dan morele steun geven of voorzien van voedsel, onderdak of geld, en zelfs meer dan helpen onderdak te vinden: men moet zijn leven riskeren.

 

Hoewel het geval van Antoon en Julia Visser kenmerkend is, zijn zij niet de enige protestanten in België die risico’s namen om vervolgde Joden te helpen. In 1978 hebben het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (CegeSoma)  en de Faculteit Protestantse Theologie van Brussel gezamenlijk een onderzoek gedaan naar de houding van protestanten tijdens de oorlog. Dit vooronderzoek stelde dominee Hugh Boudin later in staat om in zijn boek La Croix et la Bannière een lijst te publiceren van niet minder dan 137 protestanten die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken waren bij de hulp aan de Joden; 31 zijn erkend als Rechtvaardigen onder de Volkeren.

Onder hen zijn een aantal predikanten. Edouard Pichal, die tijdens de oorlog de kerkgemeente van Gent diende, gaf valse doop- en belijdenisattestaties af en bemiddelde bij de Duitse autoriteiten door te verklaren dat bedreigde Joodse families protestanten waren. Matthieu Schyns, dominee van de Museumkerk in Brussel, ging naar het hoofdkwartier van de Gestapo aan de Louizalaan om de vrijlating van Joden te eisen, waarbij hij verklaarde dat zij protestanten waren en lid van een of ander evangelisch comité. Dominee Ernest Charensol, die in Warquignies werkte voor de Belgische Evangelische Zending, bracht veel Joodse kinderen van wie de ouders waren gedeporteerd onder bij gezinnen in zijn gemeente. Hij werd gearresteerd in juli 1943 en stierf tijdens de deportatie. Dominee Emile Jéquier, die in Frameries werkzaam was, nam in zijn pastorie een joods gezin van vier personen op… dat gevoed moest worden met de drie voedselkaarten die zijn gezin had! “Gelukkig was er genoeg haring en hadden we onze aardappelen.”

 

Het kindertehuis van de Methodistische Kerk was niet de enige protestantse instelling waar Joden tijdens de oorlog onderdak vonden. Sommige mensen werden geplaatst in het rusthuis voor ouderen, in de Blaesstraat in Brussel. Veel kinderen – wij spreken over 26 – waren verborgen in het weeshuis Notre Meison aan de Coghenlaan in Ukkel (een instelling die deel uitmaakte van de Belgische Christelijke Zendingskerk en werd geleid door Marcel en Irène Noël). Een landhuis in Lustin, eigendom van de YMCA-beweging en tijdens de oorlog omgebouwd tot een opvanghuis voor door ontbering verzwakte kinderen, diende ook als schuilplaats voor Joodse kinderen. Hetzelfde geldt voor de kinderkolonie “La Volière” in Mont-de-l’Enclus. Binnen het Leger des Heils kon een landhuis in Waterloo veel kinderen tijdens de oorlog op krachten laten komen… maar diende ook als tijdelijk onderkomen voor Joodse mensen. Volgens Leger des Heils officier Adolphe Henri Ruchat “huisvestten we er zelden minder dan acht of tien tegelijk”. Helaas werd het plan ontdekt en een klopjacht van de Gestapo leidde tot de arrestatie van een dozijn Joden.

 

Wat waren de motieven van de bescheiden helden die de Joden te hulp schoten? Het is natuurlijk erg moeilijk om te veralgemenen. Voor sommigen speelden geloofsovertuigingen een belangrijke rol, zoals dominee Jéquier die, opgeleid aan de school van Karl Barth, midden in de oorlog preekte over het thema: de Redding komt van de Joden. Maar ook andere factoren speelden een rol, zoals moed, medeleven met de onderdrukten en een zelfstandig en zelfbewust karakter. Wij weten dat de collaboratie van regeringen en burgers doorslaggevend was voor de vervolging en deportatie van de Europese Joden. Omgekeerd, als Joden konden ontsnappen aan hel en dood, was dat vaak dankzij vrijdenkende individuen: verzetsstrijders, rebellen.

Jean-Louis Moreau, archivaris

 

[1] Vereeniging van Joden in België – Wikipedia

[2] Joodsch Verdedigingscomiteit – Wikipedia

 

Foto :  Het kindertehuis in Ukkel werd geleid door Methodisten – op deze foto staan de Joodse kinderen die rond 1943 waren ondergedoken © Archieven VPKB

arrow