In 1522 te Bergen (Henegouwen) uit katholieke ouders geboren, werd Guido als zoon van een verver in hetzelfde ambacht opgeleid met zijn broer Christoffel. Door de gesprekken op het atelier, door de reformatorische geschriften, door de keizerlijke plakkaten kwamen deze jonge mannen in contact met de calvinistische leer. Thuis vinden zij een moeder, van wie vermoed wordt dat zij de Hervorming niet vijandig gezind was. Guido was voor de Hervorming gewonnen en meer speciaal voor het Calvinisme dat opzienwekkend door Peter Bruly in 1545 in het Doornikse tot openbaring was gekomen.
Midden de eeuw trokken duizenden emigranten uit Frankrijk, Spanje, Italië en de Nederlanden naar Engeland. Onder die opgejaagde slachtoffers der Inquisitie bevonden zich de gebroeders de Brès.
Te Londen kwam Guido in aanraking met een georganiseerde calvinistische gemeente en voortreffelijke leiders: hier verkreeg hij een degelijke vorming. In 1552 heeft hij het Engelse toevluchtsoord reeds verlaten en was hij op rondreis in de Zuidelijke Nederlanden om er het Calvinisme te verkondigen.
Van 1553 tot 1556 vertoefde hij meestal te Rijsel, waar een sterke gemeente door hem in het leven werd geroepen.
In deze periode – nl. in 1555 verscheen zijn: “Le bâton de la foy. Livre très utile á tous chrétiens, pour s’armer contra les ennemis de l’Evangile; et pour aussi connaître l’ancienneté de notre sainte foi”.
Met deze publicatie beoogde hij – zoals de ondertitel het klaar aantoont – een praktisch doel: zijn geloofsgenoten een wapen in de hand geven om met goed gevolg de door de Roomsen bestreden artikelen te verdedigen. “De Stok van het Geloof” was anderdeels door de auteur als antwoord bestemd op het Roomse opstel « Le bouclier de la foy » van Nicole Grenier, die er de verdediging in opnam van de Rooms-katholieke geloofsartikelen.
In 1556 bezocht Guido Frankfort en kwam er in contact met A. Lasco, vermoedelijk ook met Crespin en Calvijn, bij wie hij zich te Genève vervolmaakte in de theologie en de kans kreeg zich te bekwamen in het Grieks en het Hebreeuws. Teruggekeerd in de Nederlanden, trad hij in het huwelijk met Catherine Ramon, die ook gewonnen was voor het Calvinisme. Een eigenlijk huwelijksleven mochten ze niet kennen, daar de vervolgingen ze voortdurend tot scheiden verplichtte.
Guido was bedrijvig te Doornik, Rijsel en Valenciennnes en stelt de Geloofsbelijdenis op, gekend onder de naam : « Confessio belgica », die, herhaalde malen herzien, ten slotte op de Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619) officieel werd vastgelegd.
Opgemerkt door de inquisiteurs verliet hij opnieuw Doornik en bezocht Amiens, Dieppe en Sedan. Voortaan is Guido de Brès’ activiteit veelzijdig geworden. Reizen in en correspondentie met het buitenland – Frankrijk, Duitsland en Zwitserland – beletten hem niet het onmogelijke in het werk te stellen om lutheranen met calvinisten te verzoenen. Helaas het hoogtij vierend exclusivisme was als een dam waartegen de Brès zijn poging te pletter liep.
Anderdeels ontpopte zich Guido als een calvinist van zijn tijd: zoals Carolus Regius en een Dathenus te Gent, Filips van Marnix van St.-Aldegonde en Willem van Oranje in het Brabantse en in het Noorden, liet hij in de Waalse gewesten zijn stem opgaan tegen het “herdoperse gevaar”. Hier viel hij in het exclusivisme, dat hij jaren lang trachtte op te ruimen tussen luthersen en calvinisten ! “La Racine, source et fondement des Anabaptistes” werd geheel in deze zin ontwikkeld.
Gedurende de zomermaanden van 1566 verliet hij de Antwerpse gemeente – die een korte tijd onder zijn leiding stond – om het predikantschap waar te nemen te Valenciennes, waar sedert 19 Juni 1565 het Evangelie werd gepredikt door Pérégrin de la Grange, die amper 26 jaar oud was. Valenciennes is in opzicht van Hervorming de gelijke van Antwerpen. De calvinisten wanen er zich de meesters van de stad. Aan die suprematie werd na de beeldstormerij een einde gesteld. De stad werd belegerd door Noircarmes, die op 22 Maart 1567 de stad in handen kreeg.
Guido de Brès kon zich met de la Grange nog enige tijd uit de handen van de vijand houden. Zij waren in de nacht met een touw langsheen de stadsmuur afgedaald. Doch te St. Amand werden ze verraden en naar Doornik gevoerd. Na herhaalde verhoren werd hij naar Valenciennes overgebracht, waar hij op 31 Mei 1567 met Pérégrin de la Grange gehangen werd.
De naam van Guido de Brès is innig verbonden met de eerste bekendmaking van het Calvinisme in de Zuidelijke Nederlanden. De Noordelijke provinciën hebben zijn Confessio belgica overgenomen en als geloofsregel behouden. Ook zijn nagelaten brieven, geschreven in de gevangenis, verdienen de grootst mogelijke aandacht.
Terecht heeft Dr. W. F. Dankbaar in 1946 het volgende passus hieruit: “zijn geestelijk testament aan zijn Kerk” genoemd.
“Overigens mijn waarde broeders, mijn blijdschap en mijn kroon, weest sterk in de kracht van onze God. En weest niet als een riet, dat van alle winden wordt heen en weer bewogen, maar doorstaat met volharding de beproeving en het “examen” des Heeren, geworteld, sterk en standvastig zijnde. Indien gij wandelt in de vreeze Gods, zal Hij Zijn aangezicht tot u wenden en u bevrijden, uw vijanden – die de Zijne zijn – omverwerpend, en Hij zal u grootere vrijmoedigheid geven dan ooit om Hem te dienen”.
Bron: De hervorming in de zuidelijke Nederlanden in de XVIe eeuw, blz. 178 t.e.m. 181