Doordenkertje 5 – Maart 2022

Migratie, Samen leven en Geloven: DOORDENKERtje

Maart 2022 (ter gelegenheid van Internationale Dag tegen Racisme, 21 maart)

 

Het eerste DOORDENKERtje in 2022 van MiSaG. De naam van de VPKB-werkgroep MiSaG betekent: ‘Migratie, Samenleven en Geloven’. Vroeger werden we ‘Migrantencommissie’ genoemd. De tijd is allang voorbij dat we als ‘witte kerk’ spraken over het ‘opkomen voor migranten’. Onze gemeenten zijn op vele plaatsen superdivers, en tonen aan dat het gaat om samen met alle ‘zwarte en witte’ mensen op te komen voor een rechtvaardige, vredevolle samenleving vanuit een gemeenschappelijk geloof.

Het eerste DOORDENKERtje van dit jaar spitst zich toe op 21 maart, de Internationale Dag tegen Racisme. Structureel racisme kent vele vormen. Mensen met Afrikaanse roots, Roma, moslims, joden, asielzoekers en migranten van vele generaties… maken allen structureel racisme mee. Voor mensen met Oost-Aziatische roots is dit niet anders. Racisme loert op vele plaatsen om de hoek: op feestjes, op straat, bij kennissen en collega’s, op het werk, in contact met de politie… Het resultaat is een structurele achterstelling. Er is daar weinig tot geen onderzoek naar gevoerd. ORBIT vzw ging daarom in gesprek met een aantal mensen met Oost-Aziatische roots over hun ervaringen.

 

Interview met Ng Quon

“Racisme doet je voortdurend twijfelen aan jezelf”

MiSaG kreeg de toestemming van ORBIT (waarvoor dank!) om het interview met Ng Quon (een schuilnaam) over te nemen voor dit Doordenkertje. Dit is een enigszins verkorte tekst. Het volledige interview en verschillende andere behartenswaardige gesprekken zijn te vinden op: http://www.oostaziateninkleur.be/

 

Kun je iets zeggen over jezelf?

Mijn naam is Ng Quon. Ik ben van Chinese afkomst, maar ik ben geboren in Indonesië. We zijn naar België gevlucht voor het toenmalig opkomende anti-Chinese racisme en voor de genocide die gebeurd is op Chinezen en vermeende communisten. Naar schatting 1 à 1,5 miljoen Chinezen werden in 1965 en 1966 vermoord door het fascistisch Soeharto-regime.

Ik ben opgegroeid in Schaarbeek. Op school waren er slechts enkele niet-Belgen. Omdat ik er anders uitzag, werd ik over dezelfde kam geschoren als de zogenaamde “problematische groepen”: eerst “gastarbeiders”, dan “migranten”, op den duur “allochtonen” en nu zijn het “etnische minderheden”, “nieuwkomers”. Er zijn woorden genoeg om maar niet te moeten zeggen dat we zogezegd anders zijn of toch niet tot de meerderheid behoren. Dat is de kern van mijn verhaal.

Ik ben nu 62 jaar. Sinds mijn aankomst op tweejarige leeftijd heb ik niets anders gedaan dan geprobeerd om niet gek te doen, gewoon te doen, normaal te doen. Dat is een rode draad in mijn leven. Waar ik in mijn carrière ook terecht kwam, voelde ik dat ik dubbel zo goed mijn best moest doen om een beetje als normaal beschouwd te worden. Dat is structureel racisme. En het was ook altijd net niet goed genoeg. En zelfs als mijn prestaties beter waren, dan was het eigenlijk maar normaal.

 

Hoe was het los van je werkcontext?

Er is een beeld over Aziaten in het algemeen, meer bepaald over Oost-Aziaten, dat ze bovennatuurlijke krachten zouden hebben, kung fu, judo en karate kunnen. Als kind was ik wat aan de vollere kant. Toch werd ik overal bij gesleurd, zeker als er gevochten werd in de lagere school. Dat heeft mij echt een dégoût gegeven van geweld. In die mate dat ik later gewetensbezwaarde geworden ben in plaats van mijn burgerdienst bij het leger te doen.

Ik heb jarenlang niets willen weten over mijn Chinese achtergrond. Tot in 2000, toen 54 Chinezen in een overtocht van Zeebrugge naar Dover in een camion vol tomaten gestikt zijn. Toen dacht ik: “godverdikke, dat zijn mensen die vanuit China gevlucht zijn.” Toen is er iets gebroken. Sindsdien ben ik met China bezig.

Ik ben daardoor bewust geworden van alle vooroordelen waarmee ik in mijn eigen leven geconfronteerd werd. Dat verwrongen wereldbeeld over Azië – vooral over Chinezen en Japanners… Dat zijn bijna iconografieën. Als je de Chinees en de Japanner opzoekt in de populaire cultuur, kom je altijd terecht bij een rieten hoedje en natuurlijk de spleetogen. De kleur geel ook – vanwaar dat ze dat halen, dat is helemaal te gek. En dan allerlei connotaties: “gevaarlijk”, “sluw”, “je moet er achterdochtig tegenover zijn, want ze zwijgen”, “Ge weet nooit wat daarmee gebeurt.” “Ze zijn mysterieus.” Dat is één kant. En aan de andere kant: “Ze zijn exotisch”, “Ze hebben lekker eten”,…

Van een vooroordeel is er altijd wel iets van aan. En in mijn geval klopt het dat mijn ouders een Chinees restaurant hebben opengehouden. Maar de reden is heel duidelijk. Daar wordt heel weinig accent op gelegd: mijn vader moest zijn gezin onderhouden. Het was toen niet toegelaten als niet-Europese zelfstandige om een beroep uit te oefenen dat concurreerde met Belgische zelfstandigen. Dat was de wet. Hij heeft het toen goed bekeken hé: “wat kan ik dan doen dat niet concurrerend is? Wel ja, een Chinees restaurant.” Dat verklaart ook waarom er zoveel Marokkaanse winkels in de jaren ‘60 of ‘70 uit de grond schoten. Die wet is dan omgevormd. Maar in het begin was die wet er wel.

 

Heb je nog voorbeelden?

Toen we naturalisatie aanvroegen werd nog een onderscheid gemaakt tussen grote Belgen en kleine Belgen. Mijn vader was als gezinshoofd kleine Belg – dat betekent dat hij enkel mocht stemmen voor de gemeenteraad. Die koloniale stereotypering heb ik later onderzocht. Die kleine en grote Belg komt van het concept “évolué” van Belgisch Congo. Voor de onafhankelijkheid kregen een handvol Congolezen een opleiding.

Deze mensen konden bij de Belgische koloniale elite aanschurken als “évolué”. Maar om het statuut van “évolué” te krijgen, moesten ze een test afleggen.

Tot de jaren 2000 was er in België ook een naturalisatie-examen. Als je die vragen op een rij zet en vergelijkt met het examen van de évolués, was dat een moderne versie van het volgende koloniale idee: “zij zijn minderwaardig, ze moeten zich bewijzen via een aantal proeven.” Bij een naturalisatie-examen kwam een inspecteur bij de mensen thuis. Er werd gekeken of er bijvoorbeeld een Koran op de boekenplank lag. Of men Nederlands kon praten. Of men Belgisch kon koken. Enzovoort.

 

In welk soort concrete ervaringen heeft racisme zich vertolkt voor jou?

Dat is een moeilijke vraag. Ik wil niet vervallen in “schuldigen aanduiden”. Racisme is niet alleen een kwestie van mensen. Racisme is een kwestie van structuren. Maar ik geef een voorbeeld. In 1990 werkte ik voor het kabinet van een minister. Op een avond moest ik de minister vertegenwoordigen in Elsene. Ik stap in mijn kostuum met plastron met mijn aktentas het Elzenhof binnen. De portier komt naar mij toe en zegt: “Mijnheer, voor de Nederlandse les is het de trap omhoog op het eerste verdiep.” Ja… Ik was van mijn melk. Ik begon dan nog eens te stotteren. “Hoe bedoel je?” Ik viel echt uit de lucht. Die man heeft dat zeker niet slecht bedoeld. Dus ik verwijt hem niet “racist” te zijn. Maar het beeld dat men heeft van een niet-Belg die een cultureel centrum binnenkomt: dat zal wel voor taallessen zijn. Nooit aan gedacht dat dat eventueel de vertegenwoordiger zou kunnen zijn van een minister!

Deze beeldvorming krijg je veelvuldig terug hé: ook bij de bakker en op het werk. Je bent een uitzondering, Collega’s die je niet zo goed kennen, bekijken je als een groot mysterie op de werkvloer. Of er is een drempel om je te ontmoeten: ‘Hij is een “raadsel”, mysterieus, exotisch ook.’ En dan zijn dan mensen die je wel willen leren kennen en zeggen: “Vanwaar kom je eigenlijk?” En dat zeg ik altijd: “Ik ben van Schaarbeek”. Maar dat is dan niet wat ze willen weten.

Daarnaast ben ik ooit tegen de muur gezet door de politie. In 1975 is er in Nederland een treinkaping gebeurd door Molukkers. Ze eisten hun rechten op. Toen was er in heel Europa een signalement van Molukse treinkapers. Ik had toen lang haar. Ik was nogal stoer gebouwd. En ik droeg een parka cape dat de treinkapers toen ook allemaal droegen. Op een gegeven moment liep ik aan de Beurs in Brussel. In volle vaart stopt een politiewagen. Ik word vastgepakt en met de handen tegen de muur gezet. Ze fouilleerden me. Daarna hebben ze mijn identiteitskaart gevraagd. Achteraf hebben ze zich ook verontschuldigd, voor alle duidelijkheid. Maar ik vroeg me echt af wat er toen gebeurde. Misschien had iemand ze verwittigd: “er loopt hier een rare rond”. En hup de politie erop af.

Ik heb nog eens een signalement op mij gehad. Een Bijzonder Opsporingsbrigade-wagen heeft me twee dagen lang gevolgd omdat ik meehielp aan de organisatie van een nationale betoging, rond de problematiek van oudere werklozen. Op een gegeven moment werd ik tegengehouden omdat ik nationaal gesignaleerd was. Ik vroeg waarom ik gesignaleerd was.

Hij zei: “ik kan jou dat niet zeggen, maar we hebben de opdracht om alle mensen met een vreemde naam nu te controleren. Omdat er nationaal een manifestatie is gepland.”

http://www.oostaziateninkleur.be/testIntro.html

 

Kun je iets zeggen over wat racisme met je doet en deed?

Het doet je voortdurend twijfelen aan jezelf. Dat heb ik zeker in de beginperiode op het werk heel erg gehad. Ik was compleet onzeker, waardoor je natuurlijk op een gegeven moment gaat bevestigen waar je net bang voor bent. Je komt twijfelend over. Ik moet het dubbel zo goed doen als mijn Vlaamse collega’s, om te bewijzen: “ik ben wel gewoon, ik ben wel goed, ik kan mijn job wel.”

Als journalist moest ik ooit voor het eerst een programma presenteren. Er was nauwelijks opleiding, dus ik werd voor de leeuwen gegooid, als wit konijn om het programma multicultureel te maken: “we hebben een Chinees gevonden die dat gaat presenteren.” Ik vond dat allemaal leuk hé, dat was voor mij een absolute uitdaging. Maar er werd met een vergrootglas op gekeken. Ik had al direct allerlei terechtwijzingen en kritieken.

Tegelijk is er een keerzijde van de medaille: ik viel op, en kreeg daardoor soms meer kansen. Ik heb bijvoorbeeld nooit moeten solliciteren, men heeft mij altijd gevraagd. Op zich is dit vleiend. Maar ik heb daar ook over zitten nadenken: hoe komt dat eigenlijk? Eigenlijk is het ook niet normaal dat ik meer opval door mijn vreemde naam.

 

Als je iemand tegenkomt die iets racistisch zegt, wat zou je die willen vertellen, als je vrijuit mag spreken?

Wat ik echt zou willen zeggen, is: “Houd op met je bullshit”, of zoiets. De emmer zit al zo vol dat ik geen propere woorden meer vind. Maar dat is niet mijn stijl. Dus wat ik effectief zou doen, is vragen: “wat wil je precies zeggen, en waarom?” Ik zou samen met de pleger onderzoeken van waar het racisme komt. En proberen duidelijk te maken dat het racisme is. Dat dit niet ok is, zelfs niet om het te denken. We zijn in de 21e eeuw en dat zou gewoon niet meer mogen.

 

Heb jij in het zoeken naar een huis of in de gezondheidszorg ook ervaringen opgedaan van discriminatie, van racisme?

Ik ben veel verhuisd, maar Ik heb nooit discriminatie meegemaakt. Voor het eerste telefonisch contact heb ik het voordeel dat ik een Nederlands praat dat blijkbaar veel Vlamingen overdondert. Mensen denken “dat is een intellectueel en een professor”. En ik gebruik een trucje: ik zeg pas achteraf mijn naam. Ik zeg meestal: “Je gaat misschien even schrikken, maar ik heb een vreemde naam, Ng Quon, ik ben van Chinese afkomst”. Een Chinees is voor huiseigenaars net iets minder erg dan een Marokkaan. Maar ik gebruik dus wel een truc. Het is erg dat ik dit moet doen. Dit is ingegeven door wat andere vrienden hebben meegemaakt. En door ervaringen in het rondbellen naar huiseigenaars voor vluchtelingen.

 

Stel dat je één beleidsmaatregel zou kunnen nemen om racisme tegen mensen van Oost-Aziatische afkomst aan te pakken. Wat zou je willen doen?

Ik denk dat er niet op zich maatregelen moeten komen voor Oost-Aziatische mensen. Er moet vooral een strengere aanpak van racisme in het algemeen komen. En dus is er een stevige antiracismewet nodig. En dan kom je bij klassiekers zoals het onderwijs. Dat is allemaal goed, maar dat zijn dingen die men al zo lang zegt.

Ik zou er daarom voor willen pleiten om de dekoloniseringsacties die nu aan de gang zijn internationaal open te gooien. Wat David Van Reybrouck heeft gedaan met zijn nieuw boek “Revolusi” (waarin hij de laatste nog levende getuigen van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd aan het woord laat, red.). Dat is wat er zou moeten gebeuren op ruimer vlak. Maar dat is moeilijk concreet af te dwingen. Je kunt moeilijk zeggen: vanaf nu mag je geen koloniale beelden meer hebben. Er zouden dus eerder initiatieven moeten komen zoals de tentoonstelling “Wit over zwart” die in de jaren 90 plaatsvond. In die tentoonstelling werd belicht hoe witte (Westerse) mensen denken over zwarte (niet-Westerse) mensen.

Er is ook veel werk aan de winkel op vlak van representatie in het federaal, Waals, Vlaams, Brussels parlement. Nu is het beneden alle peil. Dat is al jaren zo. Er is dus een grote opkuis nodig, niet alleen qua de beelden, maar ook op vlak van de wetten. Dus ik ben absolute voorstander van verplichte quota. Net zoals men met man-vrouw heeft gedaan.

Binnen die aanpak is er dan een stukje over het racisme tegen Oost-Aziaten. Ik vind dat dat niet zomaar los genomen kan worden. Zeker nu niet. Op dit ogenblik is er een ware golf aan de gang in de hele Westerse wereld naar aanleiding van de COVID-crisis. China wordt als de grote schuldige aangewezen. Er zijn bepaalde rechtse clubs die het een Chinees virus blijven noemen. Of zelfs een CCP – een Communistische Partij-virus. Dit toont gelijkenissen met hetgeen mijn familie indertijd op de vlucht voor is gegaan: Chinees, dus communist, dus het slechtste wat er bestaat.

 

Gelooft u in stereotypen? Een verkenning door de Bijbel

‘door Heleen Ransijn (werkgroep MiSaG)’

 

Het verhaal van Ng Quon laat zien hoe sterk ons denken en onze blik vaak gevormd wordt door stereotypen: vaststaande beelden, met name van een bepaald type persoon of een bepaalde (bevolkings)groep. Stereotypen verhinderen ons om een ander te zien zoals die is. In plaats daarvan wordt die ander in bepaalde hokjes gedrukt of van een label voorzien; niet om wat zij of hij werkelijk is, maar omdat zij of hij tot een bepaalde groep behoort, waar door het stereotype bepaalde eigenschappen aan worden toegeschreven. Dat heeft gevolgen voor persoonlijke, individuele ontmoetingen: zie het voorval met Quon in 1990 in Elsene. Het heeft evenzeer gevolgen op maatschappelijk vlak: zie de eisen voor naturalisatie, zoals die tot aan de jaren 2000 golden.

Wie zelf behoort tot de ‘dominante’ groep, heeft vaak niet eens in de gaten dat dit soort dingen gebeuren. Want wie zelf tot de ‘dominante’ groep behoort, krijgt er hoogstens indirect mee te maken als zij of hij iemand anders kent, die er wél rechtstreeks mee te maken heeft. En laten we het niet verbloemen: of je wel of niet tot die ‘dominante’ groep behoort, wordt voor een belangrijk deel bepaald door je huidskleur. In onze Belgische context hebben we het dan over de groep van witte Belgen en anderen van Europese afkomst. Want ook wie uit een ander land komt maar een witte huidskleur heeft, zal niet gauw met racistische stereotypen te maken krijgen (mogelijk wel met andere stereotypen, maar dat valt buiten het bestek van dit Doordenkertje).

Als gelovigen zijn we niet bepaald immuun voor stereotypen. Sterker nog, we vinden ze ook in de Bijbel. Alleen al het tegenover elkaar plaatsen van volken, zoals nogal eens gebeurt in het Oude Testament, zou je kunnen beschouwen als een stereotype. De herkomst van verschillende volken wordt teruggevoerd op één voorvader, en de eigenschappen van die voorvader wordt aan het hele volk toegeschreven. Vaak met een politieke agenda op de achtergrond: politieke vijanden van het oude Israël kregen een bij het vijandsbeeld passende voorvader. Een bekend of berucht voorbeeld vinden we in Genesis 9, waar Cham zijn vader Noach belachelijk maakt en hiervoor gestraft wordt door een vervloeking uit Noach’s mond: de afstammelingen van Cham zullen dienaren worden van de afstammelingen van de andere twee zonen. Niet toevallig zullen later in de traditie de bewoners van het Afrikaanse continent gelabeld worden als afstammelingen van Cham. Zo werd de politieke agenda van het oude Israël een voertuig om racisme te verdedigen.

 

 

 

 

 

Bron: pixabay

 

Maar de Bijbel is nooit een éénduidig boek. Eerder vinden we er verschillende stemmen in, die elkaar nogal eens tegenspreken. De lijn van de vijandige volken met kwalijke voorvaders zou je de stem van de politieke conventie kunnen noemen. Er is echter ook een stem in de Bijbel, die juist ingaat tegen alle politieke conventie; die dingen zegt, die voor de politieke conventie onmogelijk zouden zijn. Dat begint al in Genesis 1, het eerste scheppingsverhaal. Daarin wordt de mens geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Er is geen sprake van verschillende volken of bevolkingsgroepen; de mens, in zijn en haar geheelheid, wordt geschapen naar Gods beeld. En enkele hoofdstukken verder, als Abraham door God wordt weggeroepen uit land waar hij op dat moment woont, wordt hem toegezegd: “In jou zullen alle volken op aarde gezegend worden” (Gen. 12:3). Niet alleen de eigen nakomelingen van Abraham, maar alle volken op aarde. Deze stem, die over alle volken op onze aarde spreekt als zusters en broeders en deelgenoten in de zegen van God, zou je de stem van Gods universaliteit kunnen noemen.

En dan Jezus, die in de evangelieverhalen voortdurend stereotypen ontkracht en grenzen tussen volken doorbreekt. Of dit nu gaat over Samaritanen, Romeinen of Feniciërs.  De stem van God die we in Jezus ontmoeten, is nadrukkelijk niet de stem van politieke conventie maar de stem van Gods universaliteit. Zelfs de Romeinen, in die tijd toch de militaire bezetters van het land, worden hierin opgenomen. Deze universaliteit die spreekt uit het optreden van Jezus, vindt haar weerklank in de samenstelling van de eerste christengemeenten. Niet voor niets wordt in het Pinksterverhaal een hele trits volken opgenoemd, die allen in hun eigen taal de leerlingen horen spreken over Gods grote daden (Hand. 2:8-11). De stem van God die we in Jezus ontmoeten maakt komaf met stereotypen en verdeling tussen mensen van verschillende afkomst. En dat is goed nieuws voor iedereen die van die stereotypen te lijden heeft. Maar het is ook een opdracht voor iedereen die tot de ‘dominante’ groep behoort, en voor wie diezelfde stereotypen al te vaak een verborgen realiteit blijven.

 

arrow