“Als we niet meer in de eenheid geloven, moeten we er ook niet meer voor bidden”

Van Erasmus valt ook iets te leren, zo dacht het Erasmushuis, 500 jaar na de Reformatie. Immers hij had aanvankelijk sympathie voor Luther en bekritiseerde de kerk net zo hevig. Toch vervreemde hij van Luther, toen hij merkte dat deze de tegenstellingen zo aanwakkerde, dat de kerk dreigde te scheuren. Daar wilde Erasmus beslist niet in meegaan. De eenheid van de kerk was hem heilig.

Vanuit die achtergrond organiseerde het Erasmushuis (deze keer in samenwerking met de protestantse kerk ter plaatse) op 22 november 2017 een debat tussen kardinaal Jozef De Kesel en de voorzitter van de Verenigde Protestantse Kerk in België dominee Steven H. Fuite. Er bleek veel belangstelling voor, gezien de ruime opkomst. De vraag van het Erasmushuis was: nu de tijden veranderd zijn, blijven de kerken dan nóg gescheiden? Het werd een gemoedelijk, vrolijk, diepgaand, hoopvol gesprek, waaruit alle polarisatie wel scheen verdwenen. De ‘gezellige’ sfeer in het Erasmushuis maakte het compleet. Het bracht de moderator van het gesprek (prof. Stephan van Erp uit Leuven) tot de vraag: zijn de cultuurverschillen tussen de kerken niet toch voelbaar in de praktijk, ondanks de toenadering?

Kardinaal De Kesel reageerde: er is geen enkel verschil dat volkomen onoplosbaar is. Maar in twee zaken lopen de standpunten wel uit elkaar: de beleving van de eucharistie en de gezagsstructuur. Die vragen nog veel aandacht, voordat de kerken hun gescheidenheid zouden kunnen opgeven. Maar ik geloof er stellig in, zo betoogde hij, dat we elkaar kunnen vinden. Anders zou bidden voor de eenheid weinig zin hebben. Zeker als je bedenkt dat het hart van de Reformatie, de genadeleer, in feite door beide kerken op dezelfde manier wordt begrepen. Maar inderdaad, er blijven kwesties over, waaronder die van de bisschoppelijke structuur, het pausdom en de beleving van het sacrament. Het verschil daartussen is altijd in onze gebouwen zichtbaar: bij protestanten staat de preekstoel meer centraal, bij katholieken is dat het altaar.

Voorzitter Fuite herkende het verschil. Wij zijn vrijbuiters, als protestanten. De aandacht gaat uit naar de lezing van de Bijbel onder eigen verantwoordelijkheid en we stimuleren onze leden om dat dan ook echt te doen. Zij mogen de kunst van de interpretatie ter hand nemen, met alle risico’s. Bij ons hoort men niet gauw meer: wij hebben de waarheid. En er is geen autoriteit die over de verschillende interpretaties uitsluitsel geeft. De consequentie is dat we met een grote verscheidenheid van opvattingen te maken hebben. De consensus is niet zomaar te vinden, zelfs niet in onze eigen kerk.

In het debat was er onder meer aandacht voor de sacramenten. In feite hebben wij er twee overgehouden, zo betoogde ds. Fuite, en beide gaan terug op de instelling door Jezus zelf. Dat is de maatstaf geworden om het bij doop en avondmaal te kunnen houden. Hoe zinnig de biecht bijv. ook is, of in elk geval het vertrouwelijk gesprek. De kwestie is, zo vulde kardinaal De Kesel aan, niet zo kerkscheidend als men denkt. Ook in de katholieke kerk zijn er duidelijk twee rituelen die de christen inwijden in het geloof: de doop, samen met de zalving, en de eucharistie met daarbij inbegrepen het vormsel. Die twee vormen de kern, de andere sacramenten hebben toch wat een andere status. Het probleem ligt meer bij de interpretatie van de eucharistie.

Beide kerkleiders stonden, op verzoek van de moderator, uitvoerig stil bij de interpretatie van de Bijbel. Kardinaal De Kesel: Je kunt niet meer zeggen: ‘Ik lees wat er staat’. Er is altijd een zekere ruimte van interpreteren en de Bijbel is een boek waar zoveel verschillende mensen uit verschillende periodes schrijven, dat er wel onderscheid moet worden gemaakt tussen wat zwaar weegt en minder zwaar. Toch bestaat er hier en daar bij ons eenstemmigheid. Als Jezus zegt: ‘Dit is mijn lichaam’, dan blijven wij daaraan vasthouden. Zelfs Luther deed dat nog, in tegenstelling tot Calvijn, die dat meer als een teken opvatte en niet letterlijk nam.

Ds. Fuite: je hoort wel eens beweren ‘de Bijbel zegt toch dit of dat…’, maar de Bijbel zegt helemaal niets. Het is een dik boek dat een bibliotheek van boeken vervat. Hoe je die leest hangt af van je antwoord op de vraag: is de Bijbel een dik boek van God over mensen of toch ook een dik boek van mensen over God? Als je instemt met het laatste wordt geloven een zoektocht, lees je de Bijbel meer ontspannen en besef je dat er bij het schrijven altijd mensen in het spel zijn die hun eigen ervaringen gedachten neerschreven over het mysterie van het leven dat wij God noemen. Kerkzijn betekent elkaar in de eigen persoonlijke zoektocht omgeven om elk je eigen weg te vinden. Er is geen laatste en hoogste kerkelijke autoriteit die over de juiste lezing van Bijbelteksten beslist. Ik heb de indruk dat de katholieke Kerk daar meer eenduidigheid in zoekt.

De Kesel bleek dat laatste te relativeren. Allereerst is er, zo betoogde hij, bij ons ook verscheidenheid. Neem nu de kwestie van het celibaat. De Roemeense katholieke kerken doen daarin niet mee, de priesters zijn er vaak gehuwd. En ondanks onze hiërarchische structuur hebben wij ook onze dissidenten. Of liever: hier liggen wellicht geen onoverbrugbare verschillen. Daarentegen hebben de protestanten, vooral in navolging van Calvijn, veel waarde gehecht aan de kerkorde. Ook die kan een middel zijn om eenheid te scheppen. Overigens was het niet bepaald prettig leven onder de regering van Calvijn!

Beide heren waren het er verder over eens dat de kwestie van de genade, de vraag waar Luther oorspronkelijk mee worstelde, in feite opgelost is. We zijn akkoord over de kern van de Reformatie, zo bleek duidelijk uit het gesprek. In feite is daarom de reden voor de breuk niet meer geldig. Voor ds. Fuite bleek de vraag vandaag eerder te zijn: hoe geven wij nu vorm aan de genade, aan het goddelijke onvoorwaardelijke welkom, als het aankomt op onze omgang met de ander, de vreemdeling en vluchteling, bijvoorbeeld, of degene die ons minder aanstaat. In de huidige tijd ontlenen talloze groepen mensen, hele regio’s en volkeren, hun ‘identiteit’ aan het zich afzetten tegen en afgrenzen van anderen. In de huidige tijd zien we een sterke behoefte aan een identiteit die zich tegenover de ander opstelt. Dat isolationisme kenmerkt onze tijd en de kerk zou die tendens moeten doorbreken. Dit jaar willen we ook niet teveel een jubileum vieren, maar we willen vooruitkijken en getuige voor de wereld van vandaag zijn. Voor kardinaal De Kesel was essentieel dat Luther de structuren van de kerk had gezuiverd en dat hij terug verlangde naar een eenvoudig, dieper christendom. Die intenties delen wij nu volledig, als katholieke kerk.

De Kesel verder: na de Reformatie is er ook veel gestreden, dat werd helaas de onvermijdelijke uitkomst. Maar de Europese landen hebben besloten tijdens de Vrede van Münster in 1648 om niet langer te vechten. Dat nieuwe begin was verstandig en het daagt ons op onze beurt uit om als christenen dat initiatief duidelijk en telkens weer te bevestigen.

Een vraag in de zaal wekte de nodige hilariteit, maar had ook een serieuze kant. De mensen in de katholieke landen blijken minder gelukkig te zijn, volgens statistici, dan de mensen in de meer protestantse landen, aldus de vragensteller. Hoe komt dat? De kerkleiders reageerden gevat. Fuite: Men zegt dat ik een blij mens ben, zie hier! De Kesel: Laat ik tot op heden nu altijd gedacht hebben dat het andersom was met het geluksgevoel tussen zuid en noord! En de moderator: Vermoedelijk ligt het aan het hogere gemiddelde inkomen in het noorden.

Samenvattend: Een echte eenwording zal nog wel even duren, maar het was een hoopvol gesprek dat allerlei openingen naar elkaar bood. De beide kerkleiders konden het, zo was de indruk, ook goed met elkaar vinden. En misschien zijn persoonlijke verhoudingen en vertrouwen in elkaar wel een belangrijke factor in de voortgang op de weg naar eenheid.

arrow