Als protestanten zingen: tussen traditie en nieuwe perspectieven

In den beginne: het Woord zingen

Hoe kunnen we de volle rijkdom van de Bijbel en het Evangelie brengen in de harten en geesten van een bevolking die vaak onwetend is en veelal sterk beïnvloed is door hetgeen overbodig is toegevoegd doorheen de eeuwen of er zelfs haaks op staat? Deze prangende vraag hield Maarten Luther 500 jaar geleden bezig, sinds hij op 6 maart 1522 terugkeerde naar zijn stad Wittenberg, vijf jaar na de beroemde 95 stellingen.

In tegenstelling tot een wijdverbreid idee, was Luther geen revolutionair: hij dacht en handelde als een herder. Tegen degenen die hals over kop tabula rasa wouden maken, verklaarde hij: “Ik kan geen mensen verdragen die godsdienstige gebruiken afschaffen waarin geen kwaad schuilt, en die verbieden wat facultatief moet blijven,” schreef hij aan een collega, “dat wil zeggen, opnieuw wetten instellen en gewetens vastketenen in artikelen waar vrijheid zou moeten heersen”[1].

Spoedig vatte hij een groot project op: “Ik ben van plan om, naar het voorbeeld van de profeten en de kerkvaders, psalmen in het Duits te schrijven voor het volk, d.w.z. geestelijke lofzangen, om de Bijbelse heilsboodschap ingang te doen vinden in de hoofden en harten van de mensen”[2].

In zijn tijd mochten alleen jongens en ongehuwde mannen in de ‘scola cantorum’ tijdens de mis zingen, en alleen in het Latijn. Luther was niet de eerste en ook niet de enige die verandering in deze situatie bracht, maar zijn persoonlijke betrokkenheid en communicatieve visionaire energie maakten het spoedig mogelijk dat alle mensen, mannen en vrouwen, jong en oud, in hun eigen taal konden beschikken over liederen om het geloof te bezingen. Talrijke dichters, muzikanten en drukkers brachten het “Luthers koraal” en een hele reeks kerkliederen voort. Luther zelf componeerde of bewerkte zo’n 40 hymnen, waaronder het beroemde Ein feste Burg ist unser Gott (Een vaste burcht is onze God), een parafrase van Psalm 46 en het prototype van een nieuw hymnologisch genre.

 

Een sterkte en een zwakte: alleen het Woord zingen

Het vurige verlangen om terug te keren tot de Schrift als de enige zekere bron van inspiratie en uitdrukking (sola scriptura) deed namelijk de wens ontstaan dat allen (niet alleen monniken of nonnen) de Bijbelse psalmen moesten kunnen zingen. Spoedig verscheen op initiatief van Johannes Calvijn in Straatsburg een eerste verzameling psalmen “gezet in Frans rijm” (1538). Verschillende psalters, steeds uitgebreider, werden gedrukt in Parijs (1551), Lyon (1554), en later in Lausanne (1565). Maar het was het Geneefse Psalter (1562), geschreven onder impuls van Calvijn, dat het meest wijdverbreid werd.

Er was echter ook een keerzijde aan de medaille. De theologische stelling van Calvijn en zijn volgelingen, dat alleen woorden die rechtstreeks aan de Schrift zijn ontleend, geschikt zijn om tot God te zingen – wat later het “regulatief principe” zou worden genoemd – remde lange tijd het ontstaan van andere hymnen en muzikale uitvoeringen in de gereformeerde kerken, vooral in de Franstalige landen. Dit resulteerde in een hymnologische leegte van bijna drie eeuwen. Lutheranen en Anglicanen langs hun kant, schiepen nieuwe muzikaal-liturgische composities, wat bijvoorbeeld resulteerde in liturgische meesterwerken zoals de passies van Johann Sebastian Bach.

Het schrijven van liederen ging echter door, maar in de marge van de eredienst en vaak buiten de officiële kerken of in het buitenland (Methodisme, Moravische Broeders, Réveil van Genève). In Frankrijk werd de eerste “gemengde” verzameling (psalmen en gezangen) pas in 1869 gepubliceerd. In veel gevallen werden nieuwe teksten geschreven op bestaande melodieën[3], daarbij de wijze raad van Luther vergetend, die van mening was dat, om het beter te kunnen onthouden en de mensen te begeesteren, “Zowel tekst als muziek, dat wil zeggen accent, melodie en gebaar, moeten uitgaan van de moedertaal en haar woordenschat, al het andere is slechts imiteren zoals apen doen[4]. ”

 

Nieuwe horizonten

Genieten van een rijk muzikaal erfgoed dat sinds de tijd van de Reformatie[5] is opgebouwd, sluit niet uit dat we ook dankbaar mogen zijn voor hedendaagse ontwikkelingen. Semper reformanda is ook van toepassing en dringt zich soms op in de muziek. Hier zijn een paar dynamieken die ontwikkeld moeten worden.

 

Overvloed

Nieuwe technieken voor het projecteren van teksten en het begeleiden van liederen zijn verschenen. Zij geven toegang tot astronomische hoeveelheden hymnen, originele composities of vertalingen, meer dan een gemeenschap ooit zou kunnen zingen. Het platform VideoPsalm biedt er 7.000 (!) en er komen er nog steeds bij. Psalmen en alle lofzangen waren nieuw… in hun tijd. Nieuwheid is noch een euvel, noch een kwaliteit. Vandaag is het vooral belangrijk te leren omgaan met overvloed, waarbij “technologisme” (Jacques Ellul: de verleiding om alle nieuwigheden aan te grijpen alleen maar omdat ze mogelijk worden) evenzeer vermeden moet worden als conservatieve verstarring.

 

Bestendigheid

Geconfronteerd met de vloed van nieuwigheden, maakte één persoon zich zorgen: “Welke hymne zullen jullie voor mij zingen als ik mijn geheugen aan het verliezen ben? Gelovigen en gemeenschappen hebben een referentierepertoire nodig, liederen die beschikbaar zijn voor intergenerationele momenten, vreugdevol of pijnlijk.

Het gezangboek mag niet in de vuilnisbak van de geschiedenis gekieperd worden! Het gezangboek is weliswaar tijdsgebonden, maar het is een referentiewerk en het kan in alle omstandigheden worden gebruikt, in verschillende samenkomsten of thuis, zonder afhankelijk te zijn van technische middelen. Een bundel als Hallelujah (2005) biedt een repertoire van 950 hymnes, zeer uiteenlopend qua oorsprong, stijl en gevoeligheden. Er zijn nog vele schatten te ontdekken.

 

De ervaring

De laatmoderne (postmoderne) cultuur hecht veel waarde aan de beleefde boven het gekende, het gevoel boven het verstand, ervaring boven kennis. Veel van de nieuwe hymnes, bijvoorbeeld van Taizé, of van JEM, of van Hillsong, verminderen de verbale inhoud, maar breiden de muzikale ervaring uit. Het verloop van de hymne stemt niet meer overeen met de woorden, maar met de tijd die nodig is om de centrale gedachte te verinnerlijken en het gevoel te ontwikkelen. Wat helder is voor sommigen, is irritant voor anderen! Een dergelijke paradigmaverschuiving vergt geduld, welwillendheid en inlevingsvermogen om naar elkaar toe te komen.

 

Onwetendheid (van de ander)

Ten slotte, maar daarom niet minder belangrijk, bestaan onze gemeenschappen steeds meer uit mensen van verschillende geografische, kerkelijke en vooral culturele herkomst, soms van generatie op generatie, zoals in het geval van veel broeders en zusters van Afrikaanse origine.

“Er zijn gezinsvormen, vertelwijzen en muziekstijlen die gehoord en erkend willen worden,” zegt de (mennonitische) socioloog Frédéric de Coninck[6]. Verhalende liederen, dialoogliederen (responsoriaal zingen[7]), muziekinstrumenten, verschillende ritmes, zingen met heel het lichaam… zouden enerzijds beantwoorden aan verschillende gevoeligheden en anderzijds een waardevolle en verjongende verrijking vormen voor onze samenkomsten.

Het is waar dat elkaar verwelkomen zoals Christus ons heeft verwelkomd, of Grieken worden voor Grieken en Joden voor Joden, ons dwingt de gebruikelijke hymnologische comfortzones te verlaten.

 

Conclusie: “…  dat gij vernieuwd wordt door de geest van uw (emotioneel) denken.”

” Christelijk geloof is daarmee niet zomaar een particuliere gebeurtenis, ergens op het terrein van rationaliteit en emotionaliteit, maar het unieke samengaan van rationaliteit en emotionaliteit
als een enkel geheel.” (Karl Rahner[8])”.

Vandaag de dag weten wij dankzij het onderzoek van Antonio Damasio dat emoties een onmisbare factor zijn voor het juiste gebruik van intelligentie. Dit heeft geleid tot het begrip emotionele intelligentie. Muziek en zang een passende plaats geven in de protestantse eredienst blijft een onmisbare taak om het geloof op een evenwichtige manier te voeden. Moge de Geest voortdurende vernieuwing schenken (Rom.12:2).

 

Jean-Claude Thienpont

 

[1] Wilhelm Pravest, predikant te Kiel, Holstein, 14 maart 1523. https://www.jstor.org/stable/24282897?seq=22  (02/04/2022 15:11)

[2] Luther aan Spalatinus, eind 1523, Werken (Genève 1959) vol.8, 97-8). De Franse vertaling is ontleend aan de website van ERF Auteuil. http://www.erf-auteuil.org/protestantisme/luther-et-la-musique.html; (19/10/2016 16:19).

[3] Dit was reeds het geval voor de eerste acht psalmen die in Straatsburg werden gebruikt, alle op dezelfde melodie. De Cantiques sacrés pour les principales solennités des chrétiens, in 1705 gepubliceerd door Bénédict Pictet, moesten worden gezongen op de melodieën van het Geneefse psalter, dat al anderhalve eeuw oud was.

[4] Martin LUTHER, Wider die himmlischen Propheten, 1525 (WA 18.123). Geciteerd door Beat Föllmi: Beat Föllmi, “Le ” Psautier de Strasbourg “, Revue d’Alsace [En ligne], 143 | 2017, online 01

September 2019, geraadpleegd op 24 maart 2020. URL: http://journals.openedition.org/alsace/2581; DOI:

https://doi.org/10.4000/alsace.2581.

[5] https://lib.ugent.be/nl/catalog/rug01:000270384

[6] Frédéric de Coninck, Être sel de la terre dans un monde en mutation – Appel aux chrétiens du XXIe siècle, Excelsis, Charols (FR), 2019, p.85. Het citaat van Glissant komt uit zijn Traité du Tout-Monde, 1997.

[7] “Responsoriaal gezang” betekent het zingen van een respons op een gecantileerd (op zangtoon) of gesproken gedeelte uit de Bijbel (gewoonlijk een psalm). Een cantor of voorganger zingt of leest het gedeelte en het koor of de gemeente zingt de respons.  https://noemewv.nl/Hymnologie/Early.Hymnody/Antiphonal.html

[8] Karl Rahner, “Geloof tussen rationaliteit en emotionaliteit”, in Karl Rahner e.a., Is er nog vraag naar God?, Gooi en Sticht, Hilversum, 1974, p.133-150. Vertaald uit het Duits Ist Gott noch gefragt? Zur Funktionslosigkeit des Gottesglaubens, Patmos-Verlag, Düsseldorf, 1973.

 

Beeld: Het orgel, het pronkstuk van onze erediensten © Jean-Marie Urbain

arrow