‘Ah, tutti contenti saremo cosi’
Of ik een meditatie over muziek wil schrijven in max. 300 woorden? Onmogelijk. Muziek heeft haar eigen klanktaal, die is niet in woordtaal uit te drukken. Hetzelfde geldt voor het leven. Wie heeft ooit definitief kunnen formuleren wat leven is? Daarom geen meditatie over muziek maar een hoogstpersoonlijke impressie over muzikale expressie.
Mijn moeder speelde piano, dus, wie weet, heb ik voor de geboorte al liggen wiegen op de tonen die zij aan dat instrument wist te ontlokken. Hoe dan ook, als peuter vroeg ik haar dikwijls om dat ene stukje van Friedrich Kuhlau te herhalen dat zo mooi klonk. En misschien is daar wel mijn fascinatie voor pianomuziek begonnen.
Enkele jaren later werd mijn jeugd opgeschrikt door de opkomst van de Beatles en de Rolling Stones. Mijn oudste en jongste broer hielden het meest van de Stones. Ik hoorde liever de Beatles, die waren fijnzinniger en produceerden geen gebonk alsof er een heimachine aan ’t werk was, maar al snel luisterde ik nog veel liever naar de pianoconcerten van ene Ludwig van Beethoven die mijn vader in de kast had staan. Vooral van zijn vierde pianoconcert, bij voorkeur gespeeld door Chileense pianist Claudio Arrau (1903-1991), kon ik geen genoeg krijgen. Honderden, misschien duizenden keren lag die LP te draaien op mijn draaitafel. Toch kwam er na duizend-en-één keer enige sleet op. Met mijn tienervakantiejobsalaris ging ik toen naar de plaatselijke muziekwinkel en vroeg aan de zaakvoerder, verwijzend naar Beethoven: bestaan er u nog meer van dat soort pianoconcerten? Hij aarzelde geen moment en pakte een grote rode LP-cassettedoos met de complete pianoconcerten van W.A.Mozart door de Zwitsers-Hongaarse pianist Geza Anda (1921-1976). Het bleek een onuitputtelijke goudmijn te zijn waarin ik nog dagelijks, de duizend-en-één keer is allang overtroffen, puur goud aantref. Zo heeft Beethoven mij op het pad gezet van Mozart. In tijd een stap terug, maar in muziek een ladder naar de hemel.
Ik was 21 en had liefdesverdriet. Donkere wolken pakten zich samen in mijn hoofd. Ik wist niets beters te doen dan de LP met het pianoconcert nr. 23 (KV488) van Mozart op te zetten, prachtig met vloeiend legato gespeeld door Anda. Geloof het of niet. Nee, geloof het: na de eerste tonen werden de donkere wolken uit mijn hoofd weggeblazen, de hemel klaarde op en de zon ging schijnen. Het was bijna een religieuze ervaring. Kon het waar zijn dat door deze muziek in een ondeelbaar moment mijn liefdesverdriet tot onbetekenende proporties wegsmolt? Aanvankelijk kon ik het zelf niet geloven, maar toen ik gaandeweg steeds meer muziek van Mozart leerde kennen, in zoveel onwaarschijnlijk mooie gestalten, moest ik het wel geloven. En al helemaal toen ik in het boek met de brieven van Eric-Emmanuel Schmitt aan Mozart had gelezen dat deze componist (na het horen van de aria ‘Dove sono i bei momenti’ uit de opera ‘Le Nozze di Figaro’ (KV492), hem voor zelfmoord had behoed.
De mooiste muziek van Mozart? Opnieuw onmogelijk om te zeggen. De grote meerderheid van zijn werken dingen allemaal naar die titel. Wat mij onmiddellijk te binnen schiet is de finale uit Le Nozze di Figaro: de aria ‘Ah, tutti contenti saremo cosi’ . Die tekst moge bovendien exemplarisch zijn voor de belofte die in de muziek van Mozart verborgen zit: ‘Ah, we zullen dus allemaal gelukkig zijn’.
Ernst Veen
Beeld: Het orgel van de Museumkerk ©Laurence Flachon