Over huisgenoten, tochtgenoten en bondgenoten

Een woning die zo ruim is als
het hart van onze God,
zo hemelsbreed en wereldwijd:
daar komt geen mens tekort.
Lidy van Prooyen Schuurman, melodie: Er is een land van louter licht

De komende weken staan de verhalen rond koning Salomo op het programma uit 1 Koningen 1-11. Koning Salomo die vooral geroemd werd om zijn wijsheid en de bouw van de tempel. Berucht was hij om zijn vele vrouwen en zijn enorme rijkdom. Aan de gouden tijd van Salomo zat dan ook een donker randje van slavenarbeid en uitbuiting, hetgeen uiteindelijk tot de scheuring van het rijk zou leiden.
Het verhaal van de tempelbouw deed me denken aan bovenstaand lied uit onze liedbundel. Het mag ons aan het denken zetten over wat voor huis van God wij bouwen, of aan welk soort van huis wij meebouwen. Waaruit is het opgebouwd en waarop is het gebouwd, wat is het fundament ervan? Wat is onze basis?

Om bij het laatste te beginnen: het fundament is de hoeksteen, Jezus Messias. De hoeksteen nota bene die door de bouwlieden is afgekeurd, de struikelsteen, de steen waar we ons aan stoten telkens weer, omdat hij nu eenmaal niet in onze manier van denken past: in onze wereld van goud en glitter, van groot, groter, grootst, een wereld van maten en gewichten. Hij is een hoeksteen die de wereld kan dragen maar zich misschien liever laat inzetten voor een huis, een stal, dan voor een godentempel. Een hoeksteen waar wij als levende stenen op mogen steunen, op mogen vertrouwen. Hij is het die ons draagt als hoeksteen en ons ook samenhoudt, zoals de sluitsteen in een koepel.

Het huis waar wij aan bouwen, bestaat dus per definitie uit mensen en niet uit bakstenen. Het huis bestaat uit huisgenoten, waar de één niet meer of minder is dan de ander, waar we elkaar wel eens tekort doen en waar niet alles foutloos gaat. Maar het is wel een huis dat niet opgebouwd wordt door dwangarbeid maar door vrijwillige inzet van geld en middelen, een ieder naar vermogen.

Het huis staat open voor een ieder, niet enkel voor wie meegebouwd heeft, maar evengoed voor hen die op doortocht zijn, voor wie een rustplaats zoekt op weg naar een ander huis. In zo een huis kunnen we ons laven en ons even te goed doen. We zijn allemaal min of meer op doorreis en dus tochtgenoten en  voorbijgangers, mensen die soms voor lange of kortere tijd blijven. We mogen ons in dit huis thuis weten, gastvrouw en gastheer zijn, en ook altijd weer gast, omdat we allen te gast zijn bij onze gastheer.

Het huis dat we zo als gemeenschap bouwen is er een waaruit we ook weer op weg mogen gaan, de wereld in, zowel op zoek naar bondgenoten als om zelf bondgenoot te worden van hen die ook dromen van een wereld waar mensen mens mogen zijn of worden, waar mensen zich thuis weten en vrede kennen. Een huis waar we gevraagd worden bondgenoot te zijn van die God die voor ieder mens ruimte schept.

O Eeuwige, verberg u niet,
wees onder ons vandaag,
maak woning, schep een ruimte die
ons door de tijd heen draagt.

Eefje van der Linden
Protestantse Rabotkerk

 

Beeld: TheoRivierenlaan op Pixabay

arrow