Zalig de armen van de Geest

JEZUS EN DE RABBIJNEN (22)
Uit: Kerkmozaïek, mei 2011

De Nieuwe Bijbelvertalers hadden moeite met deze spreuk van Jezus, en ze waren niet de eersten.
Ze vertaalden ‘Gelukkig wie nederig van hart zijn’ (Matt 5:3). In de oude vertaling staat hier: ‘Zalig de armen van geest.’ Overbekend – maar wat betekent het? Toegankelijker is Lucas 6:20, ‘Zalig de armen.’ Ook de NBV kon hiermee overweg: ‘Gelukkig jullie die arm zijn.’ Maar waar is dan de Geest gebleven? Dat is toch geen misplaatste vraag in het zicht van Pinksteren!

Joodse meningen over armoede
We hebben er in deze rubriek al eens op gewezen dat er in het vroege Jodendom nogal verschillend
gedacht werd over bezit en armoede. De Essenen, die een soort centrum hadden in Qumran, wezen privébezit radicaal af. Ze beschouwden het als principieel onrechtvaardig en zelfs onrein. In plaats daarvan leefden zij in gemeenschap van goederen. De Farizeeën en hun opvolgers, de rabbijnen,
beschouwden bezit als een vanzelfsprekendheid. Ze vonden dat men als regel niet meer dan aan
vijfde van zijn bezit mag wegschenken. Wel zeiden ze dat wie hééft, de plicht heeft te delen met
wie niet heeft. De Joden introduceerden iets dat in de oude wereld totaal onbekend was: armenzorg.
Jezus stond hier zo’n beetje tussenin. Hij vond bezit niet verkeerd, maar hij zag scherp dat het een
belemmering kan zijn voor geestelijke ontplooiing. Tegen de rijke jongeling zei hij dat hij al zijn bezit aan de armen moest schenken (Mar 10:21). Maar dat was geen algemeen recept. Zacheüs, die de helft van zijn bezit aan de armen schonk en viervoudig vergoedde wat hij afgeperst had, deed genoeg. Zijn oprechte dorst naar verlossing volstond (Luc 19:8). Maar het is onjuist om te denken
dat het voor Jezus allemaal niet uitmaakte. Dat de eerste gemeente gemeenschappelijk bezit had
(Hand 2:44; 4:32), moet wel in verband staan met het zijn onderwijs. Dat wordt ook bevestigd door
de spreuk ‘Zalig de armen (van geest)’.

De armen en de Geest
Al verschilden zij van mening over de oplossing, Jezus en de Essenen deelden het inzicht dat materieel bezit een groot probleem kan vormen. Het is daarom niet toevallig dat de uitdrukking ‘armen van geest’ ook in de Esseense geschriften van Qumran voorkomt. Deze Hebreeuwse teksten
stellen ons eigenlijk pas in staat de betekenis van de uitdrukking echt te begrijpen. Letterlijk staat er:
‘armen van de geest’, met een lidwoord dus, en bedoeld is: ‘armen van de Heilige Geest’. Het zijn dus
niet zomaar mensen zonder geld, maar armen of bezitlozen die hun leven op de Geest richten en het
door de Geest laten richten. En de Geest, dat is de Geest van de profeten, de werkende Aanwezigheid van God. Letterlijk in het Grieks vertaald, zoals in Matt 5:3, klinkt de uitdrukking
vreemd. Onwillekeurig denk je aan mensen bij wie iets ‘geestelijks’ ontbreekt. Wellicht heeft Lucas, met zijn fijne gevoel voor connotaties, daarom voor één keer een uitspraak van Jezus aangepast en ‘van de Geest’ weggelaten. Hij wilde in elk geval de ernst van Jezus’ waarschuwing voor de gevaren van het bezit laten doorklinken: ‘Zalig de armen!’

Wat Jezus ons leert
‘Aardse goederen’, zoals dat heet, kunnen ons belemmeren om ons leven te richten op Gods Geest. Jezus duidde dat aan in de gelijkenis van de zaaier. ‘De zorgen van de (business)wereld en de verleiding van de rijkdom’ zijn als onkruid dat de goede planten verhindert, zich te ontplooien (Mar 4:19), onkruid dat de Geest verhindert. De Geest, Gods Aanwezigheid, gedijt beter bij armoede, bij onthechting ten opzichte van het materiële. Er is een onzichtbare wisselwerking tussen het ‘geestelijke’ en het ‘materiële’. Als je geeft van wat je ‘bezit’ aan wie niet heeft, gebeurt er iets op het vlak van de Geest. Je verwerft ‘een schat in de hemel’ (Luc 18:22). ‘Zalig de armen van de Geest, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.’

prof. dr. Peter Tomson

Foto: ets van Rembrandt, de jonge Jezus in de tempel met de Schriftgeleerden (met dank aan: www.artbible.info)

arrow